Facetten van het fascisme | Recensie Thomas Crombez

Ook onder filosofen deed de opkomst van het fascisme aan het begin van de twintigste eeuw veel stof opwaaien. In zijn boek De filosofen en het fascisme schetst Thomas Crombez aan de hand van dertien bekende en minder bekende denkers een veelzijdig beeld van het fascisme.

Door Emma Trijsburg

Voordat Crombez ons onderdompelt in filosofische overpeinzingen, definieert hij eerst de term ‘fascisme’. Hij schrijft: ‘Fascisme betekent in de context van dit boek een politiek systeem dat opkwam in het interbellum en in verschillende landen (het meest uitgesproken in Italië, Duitsland en Spanje) de dominante positie verwierf.’ Het fascisme kenmerkt zich door geloof in een leider, nadruk op geweld, daadkracht en ultranationalisme – kenmerken die ook sommige moderne politieke partijen vertonen.

Crombez beperkt zich echter in zijn werk tot denkers die geboren zijn tussen 1880 en 1920. Elke denker is onderverdeeld in een thema en krijgt een eigen subhoofdstuk. Crombez heeft een heldere stijl en elke paragraaf leest als een boekje op zich. Doordat hij eerst de biografie van de denker en dan diens relatie tot het fascisme schetst, krijg je het idee dat je een filosoof persoonlijk leert kennen. Dat lukt goed bij de joodse Karl Popper die door de opkomst van het fascisme van wetenschapsfilosoof verandert in een denker over totalitarisme. Je voelt tijdens het lezen Poppers frustratie als Oostenrijk geannexeerd wordt door Duitsland.

Van Heidegger tot Césaire
De verschillende denkers die Crombez behandelt, staan allemaal anders tegenover het fascisme. Sommigen waren actief lid van een fascistische partij, terwijl anderen er actief tegen streden. Beroemde filosofen, zoals Martin Heidegger en Hannah Arendt, passeren de revue. In zijn bespreking van Heidegger onderzoekt Crombez waarom deze filosoof aangetrokken was tot het nazisme. Door de korte lengte van het hoofdstuk blijft dit bij een kleine uiteenzetting. Het hoofdstuk over Arendt is ook een herhaling van bekende concepten, zoals de banaliteit van het kwaad of de massamens. Maar gelukkig komen we ook minder bekende denkers tegen, zoals de Italiaanse schrijver Carlo Emilio Gadda of de Frans-Martinikaanse dichter Aimé Césaire. Gadda was lid van de fascistische partij in Italië, en Césaire legt een link tussen het racisme en kolonialisme. Die verschillende perspectieven houden De filosofen en het fascisme interessant voor zowel de leek als de gevorderde lezer.

Leegte of libido?
Simone Weil heeft me verrast met haar beschouwing over het fascisme als een uitvloeisel van een religieuze leegte. In een seculiere samenleving biedt religie geen antwoord meer op levensvragen. Fascistische leiders zijn succesvol omdat hun antwoorden deze leegte zouden vullen. Om het fascisme te bestrijden moeten we volgens Weil toewerken naar een nieuwe christelijke spiritualiteit. Ze zegt niet precies wat ze daarmee bedoelt, maar een bijzondere visie is het zeker.

Tegenover de religieuze Weil staat Wilhelm Reich met zijn freudomarxisme: de psychologische concepten van Freud krijgen daarbij een politieke, marxistische lading. Reich staat bekend als de vader van de seksuele revolutie en in zijn theorie is het libido, de freudiaanse seksuele drift, de kern van het bestaan. Een onderdrukking van dit libido leidt volgens Reich niet alleen tot individuele misère, maar ook tot onderdrukking en onvrijheid op politiek niveau. Het fascisme oefent  macht uit door mensen seksueel te onderdrukken. Vooral vrouwen zijn hier slachtoffer van. Reich schrijft: ‘De verheerlijking van het traditionele gezin, en in het bijzonder van het moederschap, ontkent de vrouw als seksueel wezen.’ Een bevrijding van het fascisme hangt bij Reich dus ook samen met een seksuele bevrijding.

Fascisme in perspectief
Ondanks mijn waardering voor De filosofen en het fascisme is een kritische noot op zijn plaats. Van de elf filosofen zijn er namelijk slechts drie vrouw, Hannah Arendt, Simone Weil en María Zambrano. Ook de niet-Europese filosofen komen er bekaaid vanaf, met alleen Fanon en Césaire als vertegenwoordigers. Nu zijn vrouwelijke of niet-Europese denkers uit de tijdsperiode 1880-1920 misschien schaarser. Daarnaast kun je bij het thema fascisme moeilijk om een denker als Heidegger heen. Ik reken het Crombez daarom niet aan, want deze kritische kanttekening doet verder niet af aan de inhoud van het boek. Het boek leest vlot, boeit van begin tot eind en heeft voor ieder wat wils. Of je nu meer wilt leren over hoe filosofen naar het fascisme kijken of juist nieuwe denkers willen ontdekken, of meer wilt leren over de aantrekkingskracht van het fascisme, De filosofen en het fascisme biedt een kort doch grondig onderzoek met een veelheid aan perspectieven.

De filosofen en het fascisme, Thomas Crombez, Borgerhout: Letterwerk, 2023.

 

Dit artikel is verschenen in iFilosofie #73. Klik hier voor de volledige editie.

 

Winkelwagen
Scroll naar boven