Op naar een rechtvaardigere wereld | Recensie Martha Nussbaum

De crisissen blijven ongenadig over ons heen rollen, van dreigende energietekorten met duistere black-outs tot de officiële erkenning van de klimaatcrisis door het Europees Parlement. Decennialang hebben we onbezorgd vertrouwd op economische groei en financiële waardecreatie. Intussen verzinkt ons ooit stevige poldermodel langzaam in politiek drijfzand. We moeten anders, dat besef is doorgedrongen. Maar hoe? Publieksfilosoof Martha Nussbaum biedt uitkomst. Ze heeft zich toegewijd aan het gestructureerd vormgeven van een rechtvaardige samenleving voor mens en dier. Haar nieuwe boek De kosmopolitische traditie. Een nobel maar onvolkomen ideaal is een logische stap verder op dit pad.

Recensie De kosmopolitische traditie. Een nobel maar onvolkomen ideaal – Martha Nussbaum

Tekst Kim Schreier

Diogenes kosmopolitès
“Vraag me wat je wilt,” sprak Alexander de Grote. “Ga uit mijn zon vandaan,” kaatste Diogenes vanuit de ton waarin hij verkoos te leven. Deze anekdote in de inleiding van het boek belicht Diogenes’ onverschrokken onafhankelijkheid en gelijkwaardigheid ten opzichte van de machtige heerser. De cynicus belichaamt het nobele ideaal van universele menselijkheid waarbij iedereen deel uitmaakt van dezelfde kosmos, ongeacht afkomst, nationaliteit of status. Zijn egalitair principe erkent ieders onvoor

waardelijke waarde en is intussen stevig verankerd in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Maar tussen de regels door sijpelt ook het onvolkomen ideaal door. Diogenes en de stoïcijnse kosmopolieten na hem hadden meer oog voor de geestelijke schade die voortkwam uit hebzucht naar geld en status dan uit armoede. Zij geloofden dat een deugdzaam mens niet zou malen om materiële bezittingen. Volgens Nussbaum is dit een serieuze misvatting binnen de traditie, waarmee ze dan ook breekt.

Politiek liberalist
Nussbaum, geprezen als voorvechter van globale rechtvaardigheid, wordt vaak als kosmopoliet bestempeld. Een misverstand, meent ze zelf, en in dit boek onthult ze waarom. Ze toont zich als politiek liberalist in navolging van Hugo de Groot en John Rawls, laat zich vooral door die laatste inspireren om rechtvaardigheidsprincipes te formuleren die een breed draagvlak vinden in een pluralistische samenleving. Zo’n dynamische samenleving, met voortdurend veranderende uitdagingen, vraagt om veerkrachtige principes die we eindeloos toetsen aan morele kwesties en praktische omstandigheden, en waarvan we hun relevantie onafgebroken afwegen tegen de alternatieven. In De kosmopolitische traditie past Nussbaum deze methode van reflectie en herziening toe op het kosmopolitisme.

Tweedeling van plichten
In de eerste vier essays ontrafelt Nussbaum doctrines van Cicero, de stoïcijnen, Hugo De Groot en Adam Smith over wat het goede leven als wereldburger behelst. Ze evalueert hun redenaties aan hedendaagse mondiale kwesties en bespreekt zowel patronen uit de traditie die deze heren voortzetten als de gebreken die ze identificeerden en verbeterden. Onderwerpen als moraalpsychologie, pluralisme in de samenleving, de rol van de natie, ontwikkelingshulp, asiel en migratie wisselen elkaar af. In het vijfde essay maakt Nussbaum de balans op en het laatste markeert de overgang naar haar eigen capabilitybenadering.

Vrijwel onmiddellijk wordt duidelijk dat voor Nussbaum de aanhoudende tweedeling van plichten de kern vormt van de grootste tekortkomingen van het kosmopolitisme. Het erkent de plicht van rechtvaardigheid om individuen te beschermen tegen geweld en onderdrukking, maar blijft terughoudend bij een vergelijkbare plicht van weldadigheid voor mensen onder het bestaansminimum. Nussbaums visie botst met deze vrijblijvende houding jegens externe zaken. Voor haar zijn burgerlijke en politieke rechten geen voldoende voorwaarde voor een waardig bestaan, want alleen mensen zonder angst of honger, met een hoge levensverwachting en toegang tot gezondheidszorg en onderwijs kunnen verantwoordelijk worden gehouden voor hun morele keuzes.

Asymmetrische verhoudingen
Nussbaums redenatie over de invloed van externe factoren op een menswaardig bestaan overtuigt. Een kind dat groeit in de buik van een moeder die honger lijdt of ziek wordt door gebrek aan toegang tot medische faciliteiten heeft meteen al mindere kaarten, dat is de harde werkelijkheid. Privileges en achterstanden worden hierdoor pijnlijk duidelijk.

Scheefgroei staat centraal in haar essay over Adam Smith. Nussbaum vindt inspiratie in Smiths visie op de broosheid van menselijke waardigheid. Met een bijna chirurgische aanpak ontleedt ze zijn betoog over de schade die armoede en onwetendheid kunnen aanrichten. Ze prijst zijn ideeën over de rol van het onderwijs hierin, reflecteert, maar schroomt niet inconsequenties in zijn politieke filosofie aan te wijzen. Smiths conclusie dat menselijke vermogens kunnen opbloeien onder gunstige omstandigheden of anders kunnen verpieteren, werkt Nussbaum zorgvuldig uit in haar eigen capabilitybenadering. Capabilities of vermogens zijn haar antwoord op de vraag wie je kunt zijn en wat je kunt doen op gebieden die belangrijk zijn in je leven; de vrijheid om die vermogens te kunnen ontwikkelen, is essentieel voor een waardig bestaan.

Natiestaat en paternalisme
Nussbaum concludeert dat capabilities het beste gedijen in de aarde van de natiestaat. Hoewel ze vooral focust op de plichten van het Westen jegens andere landen en hun bevolking, speelt de natie een cruciale rol in haar internationale conceptie van de wereld. Het vertrouwen in deze staatsvorm als hoeder van menselijke waardigheid neemt Nussbaum grotendeels over van Hugo De Groot. Het essay over De Groot pleit voor een politiek liberalisme, waarin individuele vrijheid en het behoud van pluriformiteit worden beschermd door een beperkte overheid.

Nussbaum verzet zich tegen buitenlandse betweterij. Landen moeten hun politieke autonomie en zelfbeschikking behouden. Ingrijpen in binnenlandse aangelegenheden van andere naties zou alleen mogen als een regering of staatshoofd soevereiniteit misbruikt om zijn eigen volk te tiranniseren. Ook keert ze zich af van die andere vorm van inmenging: het goedbedoelde paternalisme van diverse ngo’s. Nussbaum leunt op empirisch bewijs en komt tot de slotsom dat financiële hulp op afstand niet effectief is en zelfs averechts kan werken. Mensen die onder het basisniveau leven, hebben vaak te maken met meerdere problemen. Blijvende verbeteringen vragen om lokale  structurele en institutionele veranderingen – bij voorkeur ingezet door de eigen burgers. Hier wankelt Nussbaum, en dat weet ze: ooit steunde ze de materiële hulp van de ’ngo’s met stelligheid en nu komt ook nog de hier bepleite plicht voor weldadigheid op losse schroeven te staan. Niettemin wegen de huidige feiten en argumenten zwaar en zoekt ze voorlopig een middenweg in het kanaliseren van hulp via instellingen in het land zelf.

Dierenrechten
In haar laatste essays spreekt Nussbaum van waardigheid als het bezit van complexe capaciteiten voor een bewust leven dat ernaar streeft te gedijen. In het verlengde daarvan accepteert ze dat alle gevoelige wezens met bewustzijn willen gedijen. We hebben niet alleen plichten van rechtvaardigheid en weldadigheid tegenover elkaar, maar zeker ook tegenover de natuur en andere dieren. Het antropocentrische wereldbeeld voldoet al lang niet meer, aldus Nussbaum.

Kritiek
Die is er genoeg op Nussbaums nieuwe boek. Kosmopolitische denkers roepen dat ze selectief winkelt en hedendaagse stromingen negeert, waardoor een onvolledig beeld ontstaat. Niet-westerse filosofen klagen over het wereldburgerschap bekeken vanuit een Westers perspectief. Terecht. Maar als een van ‘s werelds meest befaamde filosofen een boek schrijft over kosmopolitisme, heeft ze over die punten nagedacht en stipt ze deze heel kort in haar inleiding aan. Daarin spreekt ze van een “onbeschaamd boek van met elkaar verweven essays, geen doorlopend historisch verhaal.” De essays draaien om de oorsprong van de tweedeling tussen rechtvaardigheid en weldadigheid, en de impact ervan op de ontwikkeling van transnationale en nationale verplichtingen.

Nussbaum lijkt te suggereren dat de kosmopolitische traditie goed op dreef is, maar halverwege struikelt. We hebben het kosmopolitische gedachtegoed omarmd. De traditie heeft ons getoond dat we de mensen om ons heen niet mogen misbruiken voor eigen gewin. Ze heeft ons geleerd niet passief toe te kijken als anderen worden uitgebuit. We hebben de plicht tot rechtvaardigheid verankerd in nationale grondwetten en internationale verdragen, als het recht om in vrijheid en vrede te leven. Maar al die waardevolle inzichten die het kosmopolitisme biedt, kunnen enkel een goede leidraad zijn als we oog hebben voor haar zwakten en tekortkomingen.

Conclusie
Onze verhaallijn heeft nieuwe impulsen nodig en onze samenleving snakt naar alternatieve maatstaven om te beoordelen hoe we menselijke waardigheid waarborgen en bevorderen. Nussbaums boek biedt die.

Zijn Nussbaums redeneringen onfeilbaar? Natuurlijk niet, ze pretendeert ook niet de waarheid in pacht te hebben. Dit boek is een toegankelijk geschreven filosofische benadering over wat nodig is om minimale welzijnsrechten in een mondiaal kader vast te leggen. Typerend voor Nussbaum is haar gedegen en gestructureerde aanpak om complexe vraagstukken in behapbare delen te presenteren. Ook in dit boek spoort haar heldere conceptuele analyse ons aan om deze benadering verder te onderzoeken, kritisch te bekijken, eigen ideeën te herzien en dan te bepalen wat overboord mag en waar we verder op kunnen bouwen.

 

Martha C. Nussbaum, De kosmopolitische traditie. Een nobel maar onvolkomen ideaal. Vertaald door Jan Willem Reitsma, 343 pagina’s, Amsterdam-Antwerpen: Querido Facto 2022.

 

Dit artikel is verschenen in iFilosofie #71. Klik hier voor de volledige editie.

Winkelwagen
Scroll naar boven