Filosofische vrienden | Recensies Anscombe, Murdoch, Foot & Midgley

‘The women are up to something’ was een uitspraak van de Oxford-rector toen Elizabeth Anscombe (1919-2001) samen met Iris Murdoch (1919-1999), Philippa Foot (1920-2010), en Mary Midgley (1919-2018) plannen smeedde om de benoeming van president Trumans eredoctoraat te stoppen. Deze president had een aantal jaren terug Japan op de knieën gedwongen door atoombommen op Hiroshima en Nagasaki te gooien. Volgens het kwartet waren er genoeg ethische redenen om dit doctoraat te weigeren. De afgelopen tijd verschenen er maar liefst twee groepsbiografieën die het leven en werk van deze ethisch bevlogen denkers beschrijven: Benjamin Lipscomb’s The Women Are Up to Something  en Clare Mac Cumhaill & Rachael Wiseman’s Het kwartet. Beide boeken geven een interessant beeld van de vroege ideeënontwikkeling van een paar belangrijkste filosofen uit de twintigste eeuw.

Tekst: Quintus Masius

De meeste denkers koesteren het ideaal van een intellectuele vriendschap. Volgens Kant kan een intellectuele vriendschap tot morele perfectie leiden en volgens Aristoteles behoort zo’n vriendschap tot het hoogste goed. De diepe vriendschap die Elizabeth Anscombe (ook wel bekend als G.E.M. Anscombe), Philippa Foot, Mary Midgley, en Iris Murdoch opbouwden in Oxford rondom de Tweede Wereldoorlog is een voorbeeld van een geslaagde intellectuele vriendschap. Niet alleen deelden deze denkers lief, leed, huizen en mannen met elkaar, ook ontwikkelden ze een filosofie die afstak tegen het heersende tijdsbeeld.

Vriendschap
Het meest aansprekende aan beide biografieën is de beschrijving van de eerst prille vriendschappen. Beide biografieën bevatten ook veel foto’s, brieffragmenten, en tekeningetjes, alhoewel Het kwartet hier wat royaler in is. Deze toevoegingen geven de biografieën schwung; zo zien we, bijvoorbeeld, een bejaarde Midgley in het water spartelen terwijl Foot en Murdoch in een tuinstoel zitten. Mooi zijn ook de brieven en tekeningetjes die Murdoch naar haar vrienden stuurt wanneer ze in een moeilijke tijd zitten; de creativiteit spat er vanaf. Opvallend zijn ook de offers die de filosofen voor elkaar willen maken. Zo staakte Murdoch haar avances op een man om Foot niet in de weg te lopen, terwijl deze laatste haar hoogleraarschap aan Anscombe wilde geven. Pijnlijk zijn dan ook de situaties die ontstaan wanneer de vriendinnen elkaar moeten teleurstellen. Hier moet vooral Murdoch het ontgelden, zo wordt haar verliefdheid op Anscombe niet beantwoord en wordt haar ingezonden paper afgewezen door Foot wegens gebrekkige kwaliteit. Desondanks geven beide biografieën weer dat hun vriendschap tegen een stootje bestand is, mede omdat geen van deze denkers kinderachtig is. Het lukt beide biografieën daarom ook goed om met de personages mee te leven. Je merkt dat de auteurs erg begaan zijn met de denkers. Zo beschuldigt Lipscomb Murdoch’s echtgenoot van lijkenpikkerij en steken Mac Cumhaill & Wiseman hun afkeuring ten aanzien van Foots ex (die van haar scheidt omdat ze geen kinderen kon krijgen) niet onder stoelen of banken.

Meer Midgley graag
Aantrekkelijk aan beide biografieën is de karakterbeschrijving van de behandelde filosofen. Als lezer kun je niets anders dan houden van deze personages. Het meest in het oog springend is Murdoch, wiens karakter lijkt op dat van een geniale maar soms ook wel getergde kunstenaar. Ook Anscombe en Foot worden sterk neergezet. De eerste als kettingrokende non-conformist en Foot als een grande dame die zich bovendien fanatiek inzette bij Oxfam. Het karakter van Midgley blijft evenwel wat onderontwikkeld in beide biografieën. Hoewel alle schrijvers een warme persoonlijke relatie met Midgley hebben opgebouwd, blijft haar karakter een beetje vlak. Dit terwijl Midgley een opvallende levensloop had. Ze verruilde al vroeg Oxford voor meer provinciale universiteiten en publiceerde pas rond haar zestigste haar eerste boek. In de tussentijd had ze echter niet stilgezeten: ze specialiseerde zich in de ethologie, bekommerde zich om haar gezinsleven en was recensent van filosofieboeken bij de BBC. Echter, beide biografieën zetten haar levensloop wat prozaïsch neer. Desondanks zijn alle auteurs erg te spreken over Midgley. Ze wordt neergezet als een lieve zorgzame vrouw, die linzensoep voor je kookt, tips geeft over de omgeving en veel brieven, verslagen en foto’s opduikelt en ter beschikking stelt aan de biografen. Hierdoor lijkt het erop dat de auteurs haar meer als een getuige zagen dan als een filosoof in haar eigen recht. Ze hadden beter moeten weten. Midgley is namelijk een verraderlijke filosoof: ze schrijft toegankelijk en heeft een bescheiden houding. Zo gebruikt ze huis-tuin-en-keukenmetaforen (ze stelt bijvoorbeeld dat een filosoof en een loodgieter min of meer hetzelfde te werk gaan), die bij nadere bestudering toch vaak een diep filosofisch probleem aansnijden.

Stoere mannenfilosofie
Wanneer je een beetje bekend bent met het werk van Midgley, merk je dat beide biografieën sterk leunen op haar kritische analyse van denkers die alleen empirie en logica toestaan als verklaringsmodellen. In haar boeken richtte Midgley vooral haar pijlen op moderne denkers als Richard Dawkins en Daniel Dennett, maar beide biografieën trekken deze kritiek door naar het Oxford van de jaren dertig. Dit voorstel overtuigt omdat al deze denkers filosofie willen reduceren tot een paar basiselementen (bijv. genen, neuronen, proposities) die alles verklaren. Hoewel dit soort exercities vaak worden bekritiseerd om hun knulligheid (bijvoorbeeld Dawkins cultuurfilosofie op grond van memes), ziet Midgley hier dieperliggend gedrag dat we het beste kunnen samenvatten als ‘filosofische stoerdoenerij’. Hun teksten analyserend concludeert Midgley dat deze denkers zich vooral op de borst kloppen dat zij intellectueel dapperder zijn omdat zij wél een koud onverschillig mechanistisch universum durven te accepteren. Met haar kennis van ethologie wijst ze er telkens op dat tegenstrijdige data worden weggepoetst (bijv. emoties, tradities) en andere narratieven (bijv. een betekenisholisme) worden genegeerd of belachelijk gemaakt. Waar denkers als Alfred Ayer, Richard Hare, en John Austin zich op de borst sloegen dat zij op grond van empirie en logica amorele conclusies durfden te verdedigen, verzette het filosofisch kwartet zich tegen deze stijl van denken.

Beide biografieën beschrijven goed waar het kwartet zijn inspiratie vandaan haalde: de continentale traditie en Oxford-docenten als Donald McKinnon en Robin Collingwood. Echter, de grootste inspiratie kwam echter van Wittgenstein. Deze bekende denker bouwde in de laatste jaren van zijn leven een intellectuele vriendschap op met Anscombe. Deze vriendschap was zo intens dat Wittgenstein met Anscombe de Philosophische Untersuchungen construeerde en zij ook werd opgenomen in zijn testament. Hierdoor beargumenteren beide groepsbiografieën dat er symbiose is ontstaan tussen het werk van het kwartet en de latere Wittgenstein. Een prikkelende stelling die mij wel overtuigt.

Later denken
Terwijl de biografieën sterk zijn in de beschrijving van de vroege ideeënontwikkeling van het kwartet, missen ze de diepgang rondom de latere ontwikkelingen. Natuurlijk, Anscombes (her)introductie van de deugdenethiek, Foots ontdekking en ontwikkeling van het Trolleyprobleem, Murdochs platonisme, en Midgleys ethologische filosofie worden genoemd, maar de diepere lagen blijven achterwege. We hebben het al eerder gehad over de gebrekkige behandeling van het latere werk van Midgley, maar ook bij de andere denkers laten de biografen de urgentie van hun denken na. Zo wordt, bijvoorbeeld, Anscombes latere uitspraak dat er zonder God geen ethiek kan zijn gekoppeld aan haar katholicisme, terwijl deze conclusie meer volgt uit een tamelijk technische analyse van de moderne Westerse ethiekgeschiedenis. Het kwartet treft hier de minste blaam aangezien dit boek expliciet vermeldt dat het zich richt op de beginjaren. Het is daarom hopen dat de auteurs Mac Cumhaill & Wiseman daarom ook een tweede deel uitbrengen waarin wordt ingegaan op de latere filosofie en het leven van deze denkers. Gezien het succes van beide boeken is dat denk ik geen ijdele hoop.

Clare Mac Cumhaill & Rachael Wiseman, Het kwartet: hoe vier vrouwen de filosofie opnieuw tot leven wekten. Vertaald door: Rogier van Kappel en Ruud van de Plassche. Amsterdam: Ambo/Anthos, 2022.

Benjamin Libscomb, The Women Are Up to Something: How Elizabeth Anscombe, Philippa Foot, Mary Midgley, and Iris Murdoch Revolutionized Ethics, Oxford: Oxford University Press, 2021.

             

 

Dit artikel is verschenen in iFilosofie #71. Klik hier voor de volledige editie.

Winkelwagen
Scroll naar boven