Een hondje dat ‘Bismarck’ heet | Recensie Maarten Doorman

Jaren terug verdedigde een Duitse oud-minister de EU als een bijna magische institutie. Opgroeiend in de buurt van de Elzas-Lotharingen vertelde hij dat zijn vader, grootvader en overgrootvader zouden zijn neergeschoten wanneer ze ook maar in de buurt van de Frans-Duitse grens kwamen. Dankzij de EU kon hij als eerste zonder problemen de grens oversteken, iets wat eeuwenlang onmogelijk was. In Frankrijk, Duitsland, Europa: een jager in het woud stelt Maarten Doorman dat het onwaarschijnlijk is dat een oninspirerend ambtelijk instituut deze spanningen in een keer heeft weggevaagd.

Door Quintus Masius

Volgens Maarten Doorman is de Frans-Duitse spanning nog altijd aanwezig in het culturele onderbewustzijn van beide volken. Af en toe steekt het weer de kop op, wat regelmatig leidt tot een diplomatieke rel. Bijvoorbeeld toen de Duitse bondskanselier in 2014 een vaatje bismarckharing aanbood aan de Franse president. Doorman ziet deze incidenten als een duiding van iets groters: de inherente spanning tussen twee Europese culturele grootmachten. Het is nogal een bewering, die prikkelt tot verdere discussie.

Frankrijk, Duitsland, Europa is een voorbeeld van een imagologisch boek dat de beelden, stereotypen en vooroordelen onderzoekt die Duitsers en Fransen hebben over elkaars cultuur, land en nationaliteit. Hoewel er veel mogelijkheden zijn om imagologie te bedrijven, richt Doorman zich vooral op kunstuitingen. Volgens Doorman toont de kunst voornamelijk wat er speelt en dient filosofie het getoonde te verklaren. Frankrijk, Duitsland, Europa drijft hierdoor grotendeels op Doormans duidingen van kunst die hij aanhaalt. Ieder hoofdstuk interpreteert beelden, stereotypen en vooroordelen via een ander medium: film, literatuur, muziek of beeldende kunst. Volgens Doorman tonen deze beelden vooral oud zeer, de verschillen en spanningen tussen beide landen. Dit verklaart niet alleen de irritaties rondom een vaatje bismarckharing, maar kan het zelfs tot een mogelijke balkanisering van West-Europa leiden. De eeuwenoude spanningen, nationale zelf- en vijandbeelden en mythische oorsprongverhalen kun je volgens Doorman niet zomaar negeren, laat staan oplossen, middels een supranationale organisatie als de Europese Unie.

Verdwaald in het bos
In het boek speelt Caspar David Friedrichs schilderij Der Chasseur im Walde (1814) een centrale rol: een werk dat ook op de voorkant van het boek prijkt en waar de ondertitel van het boek een letterlijke vertaling van is. Net als ander aangehaald werk van Friedrich is dit schilderij een voorbeeld van Waldeinsamkeit, een romantisch motief waarin iemands diepere dichterlijke essentie samenvalt met het mysterie van een woud. Doorman beargumenteert dat deze Waldeinsamkeit innig met Duitsland is verbonden. Sinds de Teutoonse legeraanvoerder Arminius de Romeinse troepen liet verdwalen in het Teutoburgerwoud, huisvest het woud – met al haar nevelen, onontdekte paadjes, naaldbomen, eiken en eeuwenoude beuken – alle Duitsers. Met verwijzingen naar de eikenbladen op militaire uniformen, de filosofie van Heidegger, de romantische poëzie, het Duitse idioom et cetera, stelt Doorman dat de geborgenheid van het woud essentieel verbonden is met de Duitse cultuur. Echter, Der Chasseur im Walde heeft een speciale twist: de chasseur zou in dit geval weleens een verdwaalde Fransman kunnen zijn. Het schilderij is namelijk gemaakt na de Slag bij Leipzig, een slag waarin Napoleon Bonaparte een nederlaag leed. Friedrich ergerde zich duidelijk aan de aanwezigheid van Franse soldaten in zijn vaderland. Maar omdat de schilder – in tegenstelling tot andere bekende kunstenaars en intellectuelen van zijn tijd – geen mannetjesputter was, heeft hij deze Franse cavalier voor eeuwig in het Duitse woud laten dwalen. Het schilderij is hierdoor ook symbool voor het onderwerp van het boek: de spanningen tussen de Duitse en Franse cultuur. Het Franse, universalistische denken verdwaalt hopeloos in een diep in zichzelf gekeerd Duits woud.

De hoofdstukken in het boek volgen min of meer de Frans-Duitse spanningen vanaf de 19e eeuw tot nu. Uiteraard spelen beide wereldoorlogen hier een belangrijke rol, alsook de Duitse vrijheidsoorlogen in de napoleontische tijd en de Frans-Duitse oorlog van 1870. Doorman lijkt af te wisselen tussen kunstwerken die toentertijd zijn geproduceerd en hedendaagse werken. Opvallend hierbij is dat hij hier niet altijd de meest esthetische of bekende werken uitkiest. Hij haalt deze cultuuruitingen niet aan omdat mooi zijn, maar omdat ze wijzen op een gedeelde interpretatie van een gebeurtenis. Hierdoor hebben zelfs antisemitische, racistische en misogyne werken een functie, want Doorman toont hierbij aan dat Duits nationalisme in de 19e eeuw al onfrisse tendensen had; zo werd het Franse universalisme gekoppeld aan het wereldjodendom en werden vrouwen met een zwarte haarkleur gezien als heksen. Doormans liefde voor modernere kunst komt duidelijk naar voren in de bespreking van Anselm Kiefer, Patrick Modiano en François Ozon. Kunstenaars die de ambiguïteit, meerstemmigheid, schande en de haat-liefdeverhouding van de Frans-Duitse as benadrukken. Doorman is op zijn sterkst in zijn bespreking van moderne werken, omdat hij hier de complexiteit goed weet te duiden. Alleen al om de bespreking van deze kunstwerken is zijn boek meer dan de moeite waard om te lezen.

Expansiedrift en terugtrekking
Volgens Doorman komt de Duitse antipathie tegen de Fransen vooral door de Franse expansiedrift in letterlijke en figuurlijke zin. Zo leidde deze Franse expansiedrift tot veel invasies en landjepik, maar ook tot pogingen om een culturele hegemonie te bewerkstelligen. Doorman koppelt dit ook aan de oorsprongsmythes van beide landen. Zo zou Duitsland zich voornamelijk als erfgenaam zien van de Griekse cultuur, terwijl Frankrijk zich meer ziet als erfgenaam van de expansieve en multiculturele Romeinse cultuur. Deze opvatting overtuigt niet geheel. Natuurlijk, er waren Duitse Griekofielen als Heidegger, Schiller en Hölderlin, maar er waren ook genoeg Duitsers die het oude Rome vereerden; het Eerste Duitse Rijk heette niet voor niets het ‘Heilige Roomse Rijk’ en veel Duitse rechtsgeleerden (e.g. Von Savigny, Von Jhering, Schmitt) trokken expliciet een directe lijn tussen het Duitse recht en de Codex Justinianus. Echter, Doormans inzicht dat de spanningen tussen Duitsland en Frankrijk veranderen overtuigt wél. Op grond van mooie en soms banale voorbeelden laat Doorman goed zien dat de antipathie tussen beide landen diepe wonden slaat in de moderne tijd; waar er bijvoorbeeld in de Derde Franse Republiek (1870-1940) nog veel hondjes rondliepen die ‘Bismarck’ heetten, heette er later geen hond ‘Hitler’. Het trauma van de Tweede Wereldoorlog, gecombineerd met de Angelsaksische hegemonie, leidde volgens Doorman tot desinteresse en cynisme tussen beide culturen. Terwijl de vroegere antipathie tussen beide landen er op zijn minst toe leidde dat de Duitsers en Fransen elkaars werken lazen.

De Nederlander als mediator
Doorman bekritiseert de desinteresse tussen beide landen en de groeiende hegemonie van de Angelsaksische cultuur. Hij suggereert dat het voorgaande de onderliggende conflicten tussen beide landen worden onderdrukt, wat kan leiden tot onvoorspelbare uitbarstingen en, in het ergste geval, tot een balkanisering van West-Europa. Maar nu zowel Frankrijk als Duitsland de interesse in elkaar hebben verloren, zouden de weinige landen die op de hoogte zijn van zowel de Franse als de Duitse cultuur – zoals Nederland – een brugfunctie kunnen vervullen. Doorman bepleit om zowel Frans als Duits een prominente rol te laten spelen in de onderwijscurricula van deze landen. Maar deze laatste stellingen zijn controversieel. Zo is het de vraag of de incidenten die hij aanhaalt (zoals de bismarckharingrel) daadwerkelijk te reduceren zijn tot diepere nationale structuren en niet gewoon ontstaan door andere factoren als onbeholpenheid of opportunisme. Daarbij kunnen er andere verklaringen gegeven worden voor de wederzijdse desinteresse en de hegemonie van de Angelsaksische cultuur. Het laatste hoofdstuk van het boek geeft daarmee aanleiding tot interessante cultuurfilosofische discussies. Doormans analyse is hoogst origineel en zou op zijn minst meegenomen moeten worden in discussies rondom de toekomst van West-Europa. Vooral in de eerdere hoofdstukken kun je genieten van Doormans kennis van de Duitse en Franse cultuur. Zoals eerder aangegeven ligt de kracht hierbij vooral in het gegeven dat Doorman minder voor de hand liggende kunstwerken aanhaalt en met humor en een prettige schrijfstijl iedereen met een beetje interesse in beide landen weet te betoveren.

Maarten Doorman, Een jager in het woud. Frankrijk, Duitsland, Europa, Amsterdam: Prometheus 2023

Dit artikel is verschenen in iFilosofie #72. Klik hier voor de volledige editie.

Winkelwagen
Scroll naar boven