‘Laat Sion maar worden ontwijd’ – Theodore Rosengarten

‘Laat Sion maar worden ontwijd’ Micha 4:11

Voor iFilosofie schreef historicus Theodore Rosengarten een reflectie op de oorlog in Palestina. Hij doorweeft grondige kennis van de geschiedenis van het conflict met inlevingsvermogen in zowel de Israëliërs als de Palestijnen. Lees hoe zijn persoonlijke overtuiging is veranderd in deze oproep tot het erkennen van wederzijds lijden.

Door Theodore Rosengarten

Ik was een jonge strijder voor de zionistische zaak. Ik was acht of negen toen ik, begin jaren vijftig, iedere vrijdagmiddag bij een metrostation aan de Nostrand Avenue-lijn in Brooklyn werd afgezet, gewapend met een kleine tinnen collectebus met een sleuf voor munten. Forenzen die aan het einde van de dag haastig de metro in- en uitstapten op weg naar huis stopten dan een paar stuivers in mijn pushke. Op die manier verwelkomden ze de sabbat, door een aalmoes voor het samenraapsel aan scholen en weeshuizen in het Joodse thuisland, en door de hulp die ze boden om de woestijn te laten bloeien in een land dat zich omhoog worstelde uit een brute oorlog tegen zijn Arabische buren, die volgde op de bijna totale uitroeiing van Europese Joden, een misdaad waar de wereld nog geen naam voor had gevonden.

Ik ben nooit afgestapt van mijn overtuiging dat het Joodse volk een acute behoefte heeft aan, en een terechte aanspraak op het land Israël. Maar ik besef ondertussen dat een andere etnoculturele groep een net zo terechte aanspraak daarop heeft. Dat zijn de Palestijnen, afstammelingen van het Arabische volk dat het land dat nu Israël heet bevolkte.

Hoe verklaren we ‘hun gloeiende haat voor ons?’ vroeg Moshe Dayan, de charismatische Israëlische militaire leider, herkend aan de zwarte lap die hij over zijn ontbrekende linkeroog droeg. ‘Sinds acht jaar al’, hield hij zijn soldaten in 1956 voor, ‘verkeren de Arabieren in vluchtelingenkampen in Gaza, en zien ze hoe we het land en de dorpen waar hun voorouders woonden, hebben omgevormd tot ons grondgebied.’

____

Sion is een heuvel in Jeruzalem. Deze plaatsnaam in de Hebreeuwse bijbel, die letterlijk hoogste punt betekent, wordt vaak gebruikt als synoniem voor de stad zelf en voor het land Israël als geheel. Eeuwenlang werden de muren van Jeruzalem telkens herbouwd, en de oorspronkelijke heuvel ligt tegenwoordig buiten de muren van de oude stad.

Voor mensen die zweren Sion nooit te vergeten belooft de Heer: ‘Ik zal mijn volk bevrijden uit het land waar de zon opkomt en uit het land waar de zon ondergaat en hen naar Jeruzalem brengen. Daar zullen ze wonen. Zij zullen mijn volk zijn en ik hun God, in onwankelbare trouw’ (Zacharia 8:7-8). Gesteund door de woorden van de Almachtige noemden zionisten hun beweging om een soevereine staat in het Land Israël te stichten ‘een inzameling van ballingen’ en de vervulling van een verbond. ‘Zionisme,’ verklaarde Solomon Schechter, oprichter van het Amerikaanse Conservative Judaism, ‘is de Joodse onafhankelijkheidsverklaring van elke vorm van slavernij, zowel materieel als spiritueel.’ Geconfronteerd met een vloedgolf van antisemitisme in een Europa dat verscheurd was door concurrerende natiestaten, kwamen seculiere Joden en Joodse ongelovigen rond het begin van de twintigste eeuw op voor de zionistische zaak als een nationale vrijheidsbeweging voor de repatriëring van een inheems volk naar het thuisland van hun voorouders.

De mensen leefden ver van elkaar, verspreid over vele landen, onder de heerschappij van anti-joodse maatregelen waardoor hun broodwinning en zelfs hun levens gevaar liepen. In de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw vertrokken tienduizenden Joden uit Oost- en Midden-Europa naar Palestina. In 1935 bestond de bevolking van Palestina voor ruim dertig procent uit Joden, terwijl dat in 1878, toen het woord antisemitisme voor het eerst werd genoemd, slechts drie procent was. Tegen het einde van de Tweede Wereldoorlog bestond meer dan een half miljoen van de bevolking van Palestina, meer dan een derde, uit Joden, ondanks de genadeloze pogingen van de Britten om dat tegen te houden. In augustus 1945 drong de Amerikaanse president Harry S. Truman er bij de Britten op aan om honderdduizend ontheemde Joden tot Palestina toe te laten, en nog geen vier maanden later riep het Amerikaanse Congres de Britse regering op om Joodse immigratie onbeperkt toe te staan. Daarmee werd Palestina gekoppeld aan het lot van de overlevenden.

‘Lang voor de opkomst van Hitler,’ schreef Albert Einstein in 1947, ‘maakte ik de zionistische zaak de mijne, want ik zag daarin een middel om een schaamteloos kwaad ongedaan te maken.’ Alleen Joodse soevereiniteit, was zijn overtuiging, zou Joden in staat stellen te ontsnappen aan de eeuwige vervolging die ze ondergingen in iedere samenleving waar ze als minderheid leefden.

Het Israël van Einsteins verbeelding was echter een fictieve plek, ‘een land zonder volk voor een volk zonder land’, zoals Israel Zangwill, Brits schrijver en inspirator van het cultureel zionisme, het noemde. Wist Einstein niet dat toen de oorlog van 1948 uitbrak het overgrote deel van Palestina’s landbouwgrond in feite door Palestijnen werd gecultiveerd? De woestijn stond in bloei toen de kolonisten arriveerden. Moshe Dayan, geboren en getogen in de allereerste kibboets in het destijds door de Ottomanen bezette Syrië, drukte het zo uit: ‘Er is geen enkele plek in dit land waar Arabieren niet al eerder woonden.’

____

Een kind dat vandaag in Israël opgroeit, krijgt dat niet te weten. ‘In de meeste schoolboeken,’ aldus Avner Ben-Amos van de Universiteit van Tel Aviv, ‘wordt de Joodse overheersing en de inferieure status van de Palestijnen gepresenteerd als een natuurlijke, vanzelfsprekende situatie waar je niet over na hoeft te denken.’ De geschiedenis en de stem van Palestijnse Arabieren worden feitelijk uit de leerstof geschrapt.

Arabische plaatsnamen zijn eveneens met nietsontziende efficiëntie weggevaagd. Direct na de oorlog van 1948 riep de nieuwe Israëlische regering een comité voor de toekenning van plaatsnamen in de Negev in het leven. Dit bestond uit een groep van negen wetenschappers die aangesteld werden om Hebreeuwse namen toe te wijzen aan dorpen, bergen, valleien, bronnen, wegen enzovoort, die allemaal Arabische namen hadden op landkaarten en in het collectief geheugen. ‘Om staatsredenen zijn we verplicht de Arabische namen te verwijderen,’ legde premier David Ben Gurion in 1949 uit. ‘Net zoals wij het Arabische politieke eigenaarschap van het land niet erkennen, zo erkennen wij ook hun spirituele eigenaarschap en hun namen niet.’

De verovering was totaal. Zionisme was iets dat gewoon gebeurde. Driekwart van de Arabische bevolking van Palestina werd verdreven, evenals hun god. Terwijl Israëliërs de overwinning van hun oorlog voor overleving en onafhankelijkheid vierden, ondergingen Palestijnse Arabieren een gewelddadige omwenteling. Een schok van verdrijving en onteigening nam bezit van de islamitische wereld, in wat bekend werd als de nakba, de catastrofe.

 

Slechts drie jaar scheidden de systematische uitroeiing van Europese Joden en het Palestijnse noodlot dat werd ingeluid door de stichting van de zionistische staat. Vier jaar later, in 1952, tijdens gesprekken die zouden leiden tot een herstelovereenkomst met Duitsland, stelde de Israëlische minister van buitenlandse zaken Moshe Sharett voor om herstelbetalingen te doen aan Palestijnse vluchtelingen. De in Oekraïne geboren Sharett, een fervente zionist, wilde daarmee niet de twee tragedies vergelijken. Hij meende dat, door die te zien als onderdelen van hetzelfde verhaal, en door het wederzijdse lijden te erkennen, Israël en Palestina een weg naar vrede konden bewandelen, zelfs een koude vrede omdat de twee partijen nog voor hardnekkige problemen stonden, zoals het recht van vluchtelingen om terug te keren naar hun huizen. Sharetts idee werd verworpen als ‘onuitvoerbaar’.

Nu, zeventig jaar later, na drie oorlogen en talloze schermutselingen, na het falen van ontelbare, zogenaamd praktische voorstellen voor het helen van wonden en het bewerkstelligen van vrede, woedt het conflict voort. Islamitische studenten die ik recent in Amsterdam sprak, weten misschien weinig over de Holocaust, maar ze kunnen de tijdslijn en details afratelen van de nakba, die ver van Turkije en Marokko plaatsvond, waar hun families vandaan komen. Niet de Holocaust is voor hen de belangrijkste gebeurtenis in de moderne joodse geschiedenis, maar de joodse verheffing tot soevereine machthebber in Palestina. Ze staan niet stil bij de verpletterende aanslag van 7 oktober op het collectieve onderbewuste van een volk dat leeft in de lange schaduw van de Nazi-apocalyps.

De nakba duurt echter voort achter gesloten deuren, wanneer de Amerikaanse president zijn minister van buitenlandse zaken opdraagt om Egypte en Jordanië te vragen Palestijnen op te nemen die uit hun eigen land zijn verdreven. Zij duurt voort in Gaza, waar het hele gebied zo met de grond gelijkgemaakt is dat menselijke bewoning niet langer mogelijk is. Hoorden we de Israëlische minister van landbouw niet zeggen: ‘We rollen de nakba van Gaza nu uit’? Ze duurt iedere dag voort op de Westelijke Jordaanoever – Judea en Samaria op landkaarten van de kolonisten –, wanneer joodse milities Arabische boerengezinnen terroriseren, wanneer de kinderen van kolonisten Palestijnse olijfgaarden verwoesten alsof ze cowboy en indiaantje spelen. Onder de dekmantel van de oorlog in Gaza en aangemoedigd door leiders die ‘een gunstig moment’ aanvoelen, zijn kolonisten op de Westelijke Jordaanoever verworden tot een duistere horde die schapenkuddes plundert en herders en hun gezinnen op de vlucht doet slaan. Palestijnen ‘moeten maar accepteren dat er in het Land Israël maar een de baas is,’ zegt de in Tel Aviv geboren koloniste Daniella Weiss. ‘Wij Joden hebben het voor het zeggen in de staat Israël en in het Land Israël. Ze zullen dat moeten accepteren.’

‘Geen enkele Palestijn zal ooit een joodse staat in Palestina accepteren,’ stelt Omar Barghouti daarentegen. Hij is mede-oprichter van de antizionistische beweging Boycott, Divestment and Sanctions (BDS). Het uitgangspunt van BDS, vertelt hij, is dat ‘Palestijnen recht hebben op dezelfde rechten als de rest van de mensheid.’ De enige manier om gelijkheid te verkrijgen, zo stelt hij, is door de staat Israël te ontmantelen en te vervangen door ‘een seculiere, democratische staat … die op ondubbelzinnige wijze gelijkheid biedt qua burgerschap en individuele en gemeenschappelijke rechten, aan zowel Palestijnen (inclusief vluchtelingen) als Israëlische Joden.’ Barghouti’s collega bij BDS, As’ad AbuKhalil, professor aan California State University, windt er geen doekjes om: ‘Het werkelijke doel van BDS is ontbinding van de staat Israël.’ Dat zou een uitkomst zijn die hun mede-activist Lara Kaswani, docent aan San Francisco State University, aanprijst als een ‘voordeel voor de hele wereld.’

Barghouti en AbuKhalil zijn vastbesloten om antisemitisme binnen de antizionistische gelederen tegen te gaan. Maar het is duidelijk dat Hamas daar op 7 oktober geen boodschap aan had, aangezien de indringers uit Gaza groot enthousiasme over het vermoorden van joden betuigden. Barghouti en AbuKhalil hebben zich wellicht aan de situatie gebrand. Verheugd over de breuk in de Israëlische defensie, over de zorgeloosheid van Israëliërs die zichzelf totaal veilig achtten, over de ‘creativiteit’ van de aanval door Hamas en het tactische succes ervan en ook over de paragliders die dood en verderf zaaiden onder de nietsvermoedende inwoners, hielden ze zich totaal stil toen het erop aankwam te beschrijven wat de wereld duidelijk kon zien – een bloedbad, slachting, verkrachting. Ze zaten vastgekluisterd aan het verhaal van de vijfenzeventig jaren van wrede bezetting door Israël, ze waren zombies toen het erop aankwam de grote misdaad te benoemen en de pijn van de slachtoffers en hun gezinnen te erkennen.

Laat dit duidelijk zijn: kritiek op Israël staat niet gelijk met antisemitisme. Het is niet antisemitisch om de agressie door kolonisten tegen Palestijnen op de Westoever aan de kaak te stellen, of aan te dringen op beëindiging van de luchtbombardementen op Gaza. Het is wel antisemitisch om op te roepen tot vernietiging van het Joodse thuisland. Het is antisemitisch om de pogrom van 7 oktober uit de geschiedenisboeken te wissen.

Het is belangrijk de juiste woorden te kiezen. Eindeloze herhaling van woorden als antisemitisme en antizionisme kan ons in slaap sussen in plaats van wakker schudden en kan ons verder vervreemden van de werkelijke mensen. Vergelijk de wanhopige kreten van een joodse vrouw in zuidelijk Israël, van een islamitische vrouw op de Westelijke Jordaanoever en van een christelijke man uit Bethlehem, en luister hoe ze allemaal het verpletterende effect laten zien van de ideologieën waar we zo op gesteld zijn.

 

‘Ik besefte dat dit niet slechts een kleine groep terroristen was, maar dat ze met honderden tegelijk op onze kibboets afkwamen, waaronder ook tieners en vrouwen. Het voelde als een hele natie die erop uit was om ons te doden.’

Irit Lahav, voormalig gijzelaar uit de kibboets Nir Oz, zuidelijk Israel. 17 november 2023

 

‘Ze vielen ons huis aan, stalen onze schapen, bedreigden mijn kinderen met geweren, bedreigden mij. Toen sloegen ze mij en de zus van mijn man. Ik dacht dat ze ons zouden afmaken.’

Umm Omar, bedoeïen, moeder en herderin, omsingeld door kolonisten, in de woestijn van Judea. 6 december 2023

 

‘Dit is wat het kerstfeest nu voor ons betekent. Dat we Jezus geboren zien worden te midden van degenen die alles hebben verloren, die onder het puin liggen.’

Munther Isaac, Lutheraans pastoor, Bethlehem in Palestina. Terwijl hij een kerststal optuigt met stenen en tussen de brokstokken. 29 november 2023

 

Vertaald door Frans Kooymans.

 

Theodore Rosengarten is een Amerikaanse historicus, gespecialiseerd in de geschiedenis van tot slaaf gemaakten en het jodendom. Zijn beroemdste werk, De kleur van katoen, verscheen in 2022 bij ISVW Uitgevers.

 

Dit artikel is verschenen in iFilosofie #73. Klik hier voor de volledige editie.

 

Winkelwagen
Scroll naar boven