In Afgunst. Een filosofie van een pijnlijke emotie onderzoekt Rob Compaijen de complexiteit van deze emotie. Daarbij put hij uit een rijke traditie van filosofie, literatuur en kunst. Compaijen laat zien waarom we het succes van anderen moeilijk kunnen verdragen, en hoe we door afgunst onszelf beter leren kennen.
Door Ruwan van der Vaart
Een anatomie van een universele emotie
Het boek is opgebouwd uit zeven hoofdstukken. Het begint met een verkenning van afgunst aan de hand van het klassieke dichtwerk Metamorfosen van de Romeinse dichter Ovidius (43 v.Chr.-17 n.Chr.). Ovidius vertelt onder meer het verhaal van Invidia, de personificatie van jaloezie en afgunst. Daarmee illustreert hij de destructieve kracht van deze emoties binnen de Griekse mythologie. ‘Invidere’ betekent letterlijk ‘tegen kijken’, oftewel ‘kwaadaardig bezien’. ‘Invidia’ werd eeuwenlang gebruikt om afgunst aan te duiden.
Volgens Compaijen bevat afgunst drie kernelementen: het ik, het object en de ander. Met andere woorden, wie afgunstig is, kan het niet verdragen dat de ander iets bezit wat hem of haar ontbreekt. Deze karakterisering van afgunst vormt de rode draad in het boek, maar roept ook de belangrijke vraag op: hoe verhoudt afgunst zich tot jaloezie en begeerte? Compaijen geeft een vrij technische verklaring om deze verschillen te duiden, maar de uitleg voelt enigszins kunstmatig en blijft onduidelijk. Het belangrijkste verschil lijkt te zijn dat we gevoelens van afgunst vaker verborgen houden voor anderen, in tegenstelling tot jaloezie en begeerte.
Afgunst als (on)deugd
In de christelijke traditie wordt afgunst beschouwd als een van de zeven hoofdzonden. Deze beschrijft Compaijen uitvoerig. Een van de pakkende uitspraken in het boek is die van kerkvader Basilius van Caesarea (330-379) die afgunst vergelijkt met roest die de ziel verteert. Dit benadrukt dat afgunst niet slechts een vluchtige emotie is, maar een diepgeworteld kwaad dat ons karakter aantast.
Compaijen presenteert twee belangrijke argumenten voor de morele veroordeling van afgunst, namelijk haar destructieve impact op onze relaties en de verwoesting die ze in ons eigen leven aanricht. Hij beschouwt afgunst als verwerpelijk omdat het een vijandige houding tegenover anderen met zich meebrengt. Het is liefdeloos omdat het wenst de ander te zien falen, wat in schril contrast staat met liefde die de bloei van de ander wil bevorderen.
Dan komt Compaijen met een verrassende wending: afgunst kan ook waardevol zijn voor zelfkennis. Het onthult gevoelens van inferioriteit en laat ons zien waar we onze zelfwaardering aan koppelen. Hoewel afgunst dus moreel verwerpelijk is, biedt het tegelijkertijd kansen voor persoonlijke groei en zelfreflectie.
Afgunst als collectieve emotie
Wat het boek uniek maakt, is dat het ook de impact van afgunst op de samenleving beschrijft. Zo onderzoekt Compaijen of afgunst een belangrijke drijfveer is achter het gelijkheidsdenken. Een argument dat hij beschrijft is dat de strijd om gelijkheid voortkomt uit een collectief gevoel van afgunst jegens degenen die het beter hebben. Maar is de strijd voor gelijkheid wel gerechtvaardigd als deze wordt gedreven door afgunst?
Om dit dilemma op te lossen maakt Compaijen een onderscheid tussen afgunst en verontwaardiging. Waar afgunst voortkomt uit een gevoel van inferioriteit, is verontwaardiging volgens de filosofie van Aristoteles een deugdzame reactie op onrecht. Te denken valt aan de loonkloof tussen mannen en vrouwen. Als de loonkloof je afgunstig maakt, dan voel je je minderwaardig ten opzichte van je mannelijke collega’s. Maar als de loonkloof verontwaardiging oproept, ervaar je het onrecht van de ongelijke behandeling op de werkvloer – iets waar ook mannen zich over kunnen verontwaardigen.
Het probleem is dat we vaak niet kunnen vaststellen of iemands streven naar gelijkheid voortkomt uit afgunst of verontwaardiging. Hoewel Compaijen niet tegen het gelijkheidsdenken is, erkent hij dat de gelijkheidsstrijd soms inderdaad uit afgunst kan voortkomen. Zijn boodschap is daarom helder: wie voor gelijkheid strijdt, moet dat doen vanuit verontwaardiging over het onrecht en niet vanuit persoonlijke minderwaardigheidsgevoelens.
Een eerlijk en intellectueel gesprek over afgunst
Naast de gedetailleerde bespreking van afgunst en het onderscheid met vergelijkbare emoties is dit boek ook rijkelijk versierd met kunst, film en literatuur, die abstracte filosofische concepten tastbaar maken. Ook is de auteur openhartig over zijn eigen strijd met afgunst en weet hij afgunst neer te zetten als een waardevolle bron van zelfkennis.
Soms gaat de nadruk op details ten koste van de toegankelijkheid en helderheid van het betoog. Bovendien had de auteur explicieter kunnen maken waarom een filosofie van afgunst van belang is ten opzichte van de psychologische literatuur over afgunst. Daarnaast had hij de invloed van sociale media op afgunst uitgebreider kunnen behandelen; niet alleen om jonge lezers voor dit onderwerp te interesseren, maar ook omdat Compaijen stelt dat sociale media een belangrijke factor zijn in de toename van afgunst. Tot slot beperkt de auteur zich slechts tot een westerse visie op afgunst. Het verkennen van andere culturele perspectieven zou het boek nog meer hebben verrijkt.
Niemand is afgunst vreemd, en toch zijn we geneigd deze gevoelens te verbergen. Compaijen weigert deze gemakzuchtige ontkenning en confronteert ons met deze hardnekkige emotie, waarbij hij niet alleen inzoomt op het individuele niveau, maar ook de impact ervan op maatschappelijk niveau blootlegt.

Rob Compaijen, Afgunst. Een filosofie van een pijnlijke emotie. Amsterdam: Boom, 2024.
Dit artikel is verschenen in iFilosofie #80. Klik hier voor de volledige editie.