Timothy Snyder, professor in de geschiedenis aan Yale University, groeide uit tot politiek commentator en vrijheidsstrijder voor de Oekraïense zaak. In zijn nieuwste boek, On Freedom, plaatst hij zijn opvatting van vrijheid tegenover de harde realiteit van almaar onvrijere samenlevingen en de grootste invasieoorlog sinds 1945.
Door Florian Jacobs
Vrijheid is morele vrijheid
Snyder begint zijn vrijheidsonderzoek in de herbevrijde (liberated) gebieden in Oekraïne. De Oekraïners die daar wonen zijn weer vrij, nietwaar? Niet helemaal, zegt Snyder: bevrijding is geen goede term voor een heroverde ervaring van vrijheid. Je kunt bevrijd zijn zonder vrij te zijn, bijvoorbeeld omdat je huis in puin ligt. Ontzetting (deoccupation) is een betere benaming, die aangeeft dat er nog veel te doen is voordat de bevrijde mensen daadwerkelijk vrij zijn. Vrijheid omvat meer dan het wegnemen van iets wat vrijheid in de weg zit. Anders geformuleerd, in de ronkende woorden van Snyder: ‘Freedom is not just an absence of evil but a presence of good.’
Snyder vervolgt zijn begripsomkadering met de opmerking dat Oekraïners nooit over vrijheid spreken als ‘vrijheid van’ (van Rusland voornamelijk), maar als ‘vrijheid om’: om het eigen leven goed gestalte te geven. De filosofisch onderlegde lezer heeft dan al door dat Snyders vrijheidsbeeld voortborduurt op en zich tegelijkertijd verwijdert van dat van Isaiah Berlin, een van de voornaamste vrijheidsdenkers van de vorige eeuw. Bij Berlin neutraliseren vrijheid-van, oftewel negatieve vrijheid, en vrijheid-om, positieve vrijheid, vooral elkaars excessen: al te veel negatieve vrijheid zou leiden tot nihilisme, omdat negatieve vrijheid geen conceptie van het goede zou bevatten, terwijl al te veel positieve vrijheid zou leiden tot onderdrukking van wie een andere conceptie van het goede koestert. Berlin poneert een vrijheidsbegrip waarin de positieve vrijheid van de een ophoudt bij de negatieve vrijheid van de ander, en de negatieve vrijheid betekenisvolle invulling behoeft. Snyder gaat mee met Berlin, tot diens waarschuwingen voor al te veel positieve vrijheid. Een moreel gefundeerde vrijheidsopvatting onderdrukt nooit, en laat anderen juist floreren. Snyder ziet evenwel een wereld ontstaan waarin een amorele vrijheid-van, een vrijheid die zich slechts concentreert op het oplossen van obstructies, meer ruimte krijgt dan een morele vrijheid-om, om betekenisvol te leven in een samenleving en andere verbintenissen. On Freedom is een ode aan, herwaardering van en oproep tot die morele vrijheid.
Snyder verduidelijkt deze opvatting van morele vrijheid aan de hand van een pasgeboren kind. Dat zou vrij zijn, als je de baarmoeder als een obstructie ziet waarvan het kind verlost is. Maar het kind kan het eigen bestaan nog niet gestalte geven: het is een en al afhankelijkheid. Of we vrij worden, hangt af van de handelingen van anderen, van de maatschappelijke structuren waarin we onszelf aantreffen, van de waarden waarop die structuren zijn gebaseerd. Als aan alle voorwaarden is voldaan, en dat duurt dus wel even, kunnen we over onze eigen vrije keuzes spreken. Snyder maakt van deze vrijheid het grootste goed:
In a world of relativism and cowardice, freedom is the absolute among absolutes, the value of values. This is not because freedom is the one good thing to which all others must bow. It is because freedom is the condition in which all good things can flow within us and among us.
In vrijheid ontwikkelen we een goede en ware conceptie van onszelf, onze relatie met anderen en de wereld, en de mogelijkheden om oprecht daarnaar te leven. Zo bezien is het realiseren van vrijheid het gevecht ervoor meer dan waard. Zonder vrijheid is het goede leven onmogelijk.
Op weg naar onvrijheid
Dit alles is nog maar inleiding, die Snyder schreef in een Oekraïense trein in oorlogstijd. In het boek dat volgt doorweeft hij persoonlijke herinneringen met een theoretisch vrijheidsbouwwerk. Dat ziet er als volgt uit: het argument dat persoonlijke vrijheid boetseert leidt tot een argument voor politieke vrijheid, dat op zijn beurt leidt tot een argument voor een politiek die vrijheid mogelijk maakt. Snyder presenteert deze argumentenconstructie aan de hand van een analogie met het leven: vrijheid als soevereiniteit zou gelijkstaan met de kindertijd, vrijheid als onvoorspelbaarheid met de adolescentie, vrijheid als beweeglijkheid met jongvolwassenheid. Dan volgen vrijheid als feitelijkheid en vrijheid als solidariteit, die beide volwassen vormen van vrijheid zouden symboliseren. Het resultaat is een wat verwarrende kluwen van argumenten en analogieën, waarbij de persoonlijke herinneringen van Snyder geregeld vergezocht en weinig relevant overkomen. Hij heeft te veel aan elkaar willen klikken, een typisch trekje van wie meer gedachten heeft dan die opschrijven kan. De lezer is hem soms dan ook kwijt gedurende zijn meandertochten; gelukkig heeft Snyder je weer te pakken zodra hij relevante historische voorbeelden bespreekt, en zodra hij aansluit bij actuele politieke vraagstukken. Dan herinnert hij je eraan dat het formuleren en verdedigen van een waardevolle conceptie van vrijheid geen vrijblijvend filosofisch hobbyisme is, maar het noodzakelijke denkwerk voor een waardevol leven.
Dat waardevolle, vrijheidsvolle leven is in gevaar bovendien. Niet alleen in Oekraïne, om Russische redenen, maar ook in samenlevingen die zich vrij achten. Snyder kijkt om zich heen en constateert, zich goed kwaad makend: de smartphone maakt ons verslaafd aan vluchtigheid, cynisme over ‘het systeem’ leidt tot nihilisme dat dat systeem dient, en de universiteit is de grootste onvrije poppenkast van allemaal. Hij serveert proza om van te smullen:
We are being tamed by the machine, dulled to one another. The American university class is yielding to the screen, to the cave, to the death principle. Let us all pretend that something is happening while another hour passes, do that for four years, get the piece of paper, and move on to a world of further fakery.
Snyder noteert hoe onze samenlevingen trekjes van het late communisme beginnen te vertonen: onderdrukte burgers werden in hun behoeften voorzien zolang ze niet naar het waarom van de samenleving vroegen. Wie dat wel deed, was een anomalie en werd in een psychiatrische gevangenis opgesloten: politieke verbeeldingskracht was een teken van irrationaliteit, van ziekte. Snyder waarschuwt dat wie het waarom veronachtzaamt, slechts een hoe overhoudt. Dan roest je vast in een status quo en gebruik je de weinige intelligentie die je niet aan vluchtigheid kwijt bent om uit te leggen dat de wereld nu eenmaal is zoals ze is. Dan zoek je de eenvoud van onvrijheid.
Onvrijheid is ook een maatschappelijk equilibrium – zie menige functionerende autoritaire staat – en een democratie kan altijd afglijden naar dat evenwicht. Sterker nog, volgens Snyder zijn onze democratieën op weg naar onvrijheid. Als hij de (on)vrijheid van de huidige Amerikaanse samenleving beschrijft, is zijn analyse onontkoombaar. Die bevat genoeg waarschuwingen voor Nederland bovendien. Het huidige kabinet mag de volgende zinnen best ter harte nemen: ‘Solidarity is a high and vital form of freedom. It makes of freedom justice.’ En hoe zou ik de volgende uitsmijter niet instemmend kunnen citeren? ‘Capitalism minus norms and laws is murderous conquest.’
Terug naar vrijheid
Kafka schreef dat als je met de wereld in gevecht bent, je maar beter op de wereld kunt wedden. Zelensky zei, in gesprek met Snyder, dat we nooit echt zelf spreken, maar dat onze woorden altijd die van anderen zijn. Vrijheid begint bij de realisering dat je nooit alleen vrij bent, maar dat je vrijheid een verhouding is, tot anderen en tot de wereld. Vrijheid begint bij een onderscheid tussen wat is en zou moeten zijn, en het kunnen handelen in de ruimte daartussen. In zijn conclusie haalt Snyder niet alleen Kafka en Zelensky aan, maar ook Leszek Kołakowski, die voorstelde dat we allemaal conservatief-liberaal-socialisten zouden moeten worden. De gedachte dat vrijheid centraal staat, is een liberale. De overtuiging dat vrijheid over waarden gaat, is een conservatieve. En het geloof dat structuren waarden incorporeren, is socialistisch. Deze drie opvattingen van politiek gaan heel goed samen. En ze werken het best als ze samenwerken.
Snyder heeft een heerlijk boek geschreven. Het leest niet altijd gemakkelijk weg: soms is hij meer bezig met het ordenen van zijn gedachten dan met de presentatie ervan aan de lezer. Maar dat is een kleinigheid, vergeleken met de filosofische urgentie die van On Freedom afspat: hier is een denker aan het werk met een pen als een zwaard. Moge On Freedom veel vrije lezers bereiken!

Timothy Snyder. On Freedom. London: The Bodley Head, 2024. De Nederlandse vertaling verscheen als Over vrijheid bij Uitgeverij Balans, vertaald door Toon Dohmen en Janine van der Kooij.
Dit artikel is verschenen in iFilosofie #80. Klik hier voor de volledige editie.