De geestige anekdotes over de filosoof Diogenes (404 v.Chr. – 323 v.Chr.) zijn bij menigeen bekend. Hij gedroeg zich als een beest en ‘woonde’ in een pithos: een grote (lege) wijnton. Maar waarom zijn die anekdotes nu zo beroemd binnen de filosofie? Wie was de geest achter deze merkwaardige figuur?
Door Dani Lensen
Als kenner van de klassieke talen neemt Inger Kuin ons mee door de overgebleven bronnen over Diogenes. Niet onbelangrijk is dat Diogenes zelf géén geschriften heeft nagelaten; we kennen Diogenes enkel aan de hand van secundaire bronnen, waarvan er veel dateren van ná zijn dood. Het is daarom waardevol dat een doorgewinterde classicus ons meer kan vertellen over de plausibiliteit en ontstaansgeschiedenis van deze bronnen.
Deze overgebleven bronnen zijn hierin consequent, dat ze iemand tonen die allerminst onder de indruk is van maatschappelijke normen en tradities. Zijn felle rebellie tegen deze normen liet menig mond openvallen. Onszelf voeden en ontlasten zijn beide noodzakelijk voor ons voortbestaan. Maar terwijl we de ene behoefte op ons dooie gemak en in gezelschap vervullen, dienen we het andere te doen achter een gesloten deur. Ook onze seksuele behoeftes behoren in het privédomein. Niet onder de indruk van deze normen choqueerde Diogenes zijn voorbijgangers door ze op hun kop te zetten. Zonder enige schaamte vervulde hij in het openbaar al zijn behoeftes.
Een middelvinger naar de conventie
Ook status en macht lieten Diogenes koud. Kuin deelt het verhaal over Alexander de Grote, die een lange afstand aflegt om een bezoek te brengen aan de controversiële Diogenes. Aldaar aangekomen vraagt Alexander of Diogenes iets van hem wil hebben. Diogenes antwoordt hem dat hij wil dat Alexander iets aan de kant gaat, zodat hij niet langer zijn zonlicht blokkeert. De bronnen over Diogenes zijn ook doorspekt met morbide humor, waarmee hij de traditionele omgang met sterven en de dood bekritiseert. De dood is niet iets waar we bang voor hoeven te zijn. In het leven gaan we de dood altijd tegemoet. De dood is niet iets slechts, aangezien we zijn aanwezigheid niet eens kunnen waarnemen. Wanneer onze dood er is, zijn wij er niet meer. In het leven is de dood afwezig, en in de dood het leven. Wanneer we dat inzien, kan dit een zekere gemoedsrust teweegbrengen.
Diogenes’ brutale aversie tegen sociaal-culturele standaarden is meer dan enkel komisch. Normen en gebruiken zijn beweeglijk en verweven met cultuur; dat is in onze tijd niet anders. Met een kritische blik keek Diogenes neer op de maatstaven van zijn tijd en zag er zo de willekeur, irrationaliteit en dwaasheid van in. Die kritische verhouding tot eigentijdse normen zorgt voor een verfrissend perspectief.
Een performatieve filosofie
Het moge duidelijk zijn dat Diogenes een filosoof was van een afwijkend kaliber. Anders dan zijn tijdgenoten Plato en Aristoteles hield hij zich niet bezig met epistemologische of metafysische kernvragen. Diogenes vond dit dan ook louter tijdsverspilling, aldus Kuin. Diogenes vond dat je je blik moest richten op het concrete menselijke bestaan. Omhoogkijkende metafysici struikelen over de obstakels op het pad recht voor hen. Hij had dan ook felle kritiek op filosofen die beweerden kennis te hebben over de wereld voorbij het hier en nu.
Maar ook wat betreft de vorm van zijn denken was Diogenes een vreemde eend in de bijt.
Hij uitte zijn intellectuele bijdragen niet door middel van een inhoudelijk debat of een geschrift, maar met zijn lichaam. Denken, leven en lichamelijkheid zijn voor Diogenes sterk verbonden. Dit fenomeen wordt tegenwoordig vaak aangeduid als performativiteit, waarin ideeën niet worden uitgedragen met woorden, maar door middel van lichamelijke uitingen. Diogenes’ totale lichamelijke verwaarlozing en zijn intrek in de pithos drukken zijn verwerping van luxe, rijkdom en comfort uit. Zijn dedain voor sociale normen en gebruiken uitte hij door in het openbaar te plassen en poepen. Diogenes bevraagt dan ook het filosoof-zijn. Voor hem is het niet louter een interesse of beroep, maar een levenswijze. Zoals Kuins ondertitel aanduidt, zijn leven en denken bij Diogenes met elkaar verweven.
Hoewel de figuur van Diogenes een standvastige plaats in de filosofische canon heeft ingenomen, doet Kuin de paradoxaal klinkende bewering dat het denken van Diogenes onderbelicht is. Toch vind ik dit een treffende bevinding. Kuin bespreekt hoe Diogenes onterecht op een zijspoor terecht is gekomen. Hij is weliswaar bekend, maar wordt vooral als een historische curiositeit gezien – en als denker niet serieus genomen. Kuin verbindt dit aan de performativiteit van Diogenes’ denken. Volgens Kuin zou er in de moderne filosofiegeschiedenis geen plaats zijn voor deze onorthodoxe zienswijze op filosofie. Deze interessante constatering had Kuin iets verder kunnen uitwerken.
De zaadjes van Diogenes
Het leven van Diogenes heeft de wijsbegeerte niet koud gelaten. De volgelingen van Diogenes worden geschaard onder de zogeheten ‘cynici’, naar het Grieke kynikos (hond). Dit is hoogstwaarschijnlijk te danken aan zijn dierlijke en ‘hond-achtige’ levenswijze. Maar de benaming wordt vaker in verband gebracht met Plato’s minachting voor Diogenes. Volgens de geschiedschrijving zou Plato Diogenes namelijk voor hond hebben uitgemaakt. Hij wordt dan ook regelmatig uitgebeeld in het gezelschap van honden. Kenmerkend voor de cynici is het gebrek aan tekstuele theorieën en in plaats daarvan de omarming van filosofie als levenswijze, waarin verwerping van luxe, schaamte en conventies centraal staat.
Kuin duidt ook de minder voor de hand liggende invloeden van Diogenes op de latere wijsbegeerte. Zo zouden zowel de stoïcijnen als de epicureeërs sterk beïnvloed zijn door het leven van Diogenes. Ze trekt zelfs een mogelijk verband tussen het cynisme en Jezus, die een anti-autoritaire houding centraal stelt. Maar ook denkers als Erasmus, Rousseau, Nietzsche, Foucault en Sloterdijk beroepen zich op het revolutionaire denken van Diogenes.
Diogenes als wijsgeer
In Diogenes. Leven en denken van een autonome geest buigt Inger Kuin zich kritisch over de historische bronnen van Diogenes. Als expert in klassieke talen baant ze zich bewonderenswaardig een weg door de antieke bronnen die overgebleven zijn, en schetst ze een overtuigend beeld van de (im)plausibiliteit van verscheidene aspecten van de figuur Diogenes. Zo werpt ze ten eerste een verhelderend licht op de oorsprong van Diogenes’ gedachten. Waar hij vaak als een pionier wordt neergezet, heeft ook Diogenes zijn voorgangers, die zijn zienswijzen hebben beïnvloed.
Veel waardevoller nog dan de analyse met betrekking tot de invloed op Diogenes, is Kuins onderzoek naar de invloed van Diogenes . De studie van vele anekdotes maakt duidelijk welke patronen we kunnen herkennen in zijn gedragingen en welke boodschappen ze uitdragen. Kuin laat zien wat we nog met al die ‘rare’ uitingen en daden kunnen; waar ze nog altijd kunnen verhelderen en waar ze nog altijd tegenaan schoppen. Zijn provocatieve en kritische stijl legitimeert zijn identiteit als filosoof. Haar boek is een geslaagde poging om Diogenes’ positie binnen de wijsbegeerte te rechtvaardigen en hem te positioneren als meer dan louter een historische curiositeit. Maar vrees niet: het blijft een boek over Diogenes, dus er valt ook genoeg te lachen.
Inger N. I. Kuin, Diogenes. Leven en denken van een autonome geest. Amsterdam: Athenaeum – Polak & Van Gennep, 2022
Dit artikel is verschenen in iFilosofie #79. Klik hier voor de volledige editie.