‘Dier zijn betekent dat je zonder enig drama de drager van een mysterie bent – heel eenvoudig, met slechts een zweem van droefheid.’
Dit citaat haal ik uit een prachtig boekje van Giorgio Agamben (geb. 1942) dat in het Engels de titel ‘What I saw, heard, learned …’ heeft gekregen. De oorspronkelijke Italiaanse versie verscheen in 2022. Het is een bundeltje aforismen van de inmiddels bejaarde filosoof die, nu het levenseinde nadert, ons blijft bestoken met de ene na de andere publicatie waarin we mogen genieten van zijn ongekende veelzijdigheid. Agamben is natuurlijk bekend om zijn gitzwarte en soms ook controversiële analyses van de Westerse samenleving, maar er is ook een poëtische en mystieke kant aan zijn werk, iets wat hem een zekere geheimzinnigheid geeft. Het resultaat is een oeuvre dat je eindeloos kunt lezen zonder dat je ooit het gevoel hebt dat je de vinger er helemaal achter krijgt. Precies zoals je een vlinder niet begrijpt door hem onder de microscoop met een scalpel uit elkaar te halen, zo kun je Agambens oeuvre ook niet helemaal definitief doorgronden.
Dat geldt natuurlijk ook voor het citaat hierboven. Het maakt onderdeel van een iets langer stukje van ongeveer zestig woorden. In dat stukje beschrijft hij hoe hij in het dorpje Ginostra op het vulkaaneiland Stromboli ooit een ezel zag die hem deed denken aan het oude klassieke idee van de ezel die een mysterie draagt. Deze asinus portans mysteria verwijst naar een ezel die een beeld van een godheid draagt en denkt dat de mensen die dat beeld zien niet voor de betreffende godheid maar voor hem knielen. Kortom, de ezel is het zinnebeeld van ijdelheid en domheid en als zodanig komen we hem tegen bij grote schrijvers van Aesopus tot Erasmus, die allemaal hun eigen belangstelling voor de menselijke (in plaats van ‘dierlijke’) stupiditeit hadden. Het idee van de ezel die niet begrijpt dat de bewondering van mensen niet voor hem geldt, maar voor iets wat hij ‘draagt’, is ook in latere tijden veelvuldig gebruikt om de spot te drijven met ambtsdragers en andere hoogwaardigheidsbekleders.
Toch heeft Agamben in zijn stukje iets heel anders op het oog dan ons te herinneren aan een bekende metafoor waarmee je de macht kunt bespotten. Dat ezeltje in Ginostra heeft voor hem echt iets mysterieus, vooral omdat het mysterieuze nauwelijks aan hem te zien valt. Als mensen een mysterie gewaarworden, gaan ze dramatisch doen: ze nemen een bepaalde air aan, ze vallen flauw, ze voelen zich verheven of juist onderdanig. Er gebeurt oog in oog met het mysterie iets met mensen dat niet met ezels gebeurt. Meer in het algemeen kan een dier, zo legt het citaat uit, met mysteries omgaan zonder dramatisch te doen. Dat geeft het dier, heel anders dan de mens, als het ware nog een extra mysterieus cachet. We zien bij een dier geen enkele vorm van theater, hooguit een zekere treurigheid die we niet precies vermogen te duiden.
Agamben herinnert ons eraan dat dieren niet dom zijn, maar iets even raadselachtigs als droevigs hebben. Als een ezel in een bepaald ritueel een beeld van Jezus draagt, is het helemaal niet waarschijnlijk dat het zichzelf verwart met deze ‘last’. De asinus portans mysteria is slechts dom als hij een mens is en de last van het hogere niet kan dragen, precies omdat dat hogere in hem binnendringt, omdat hij het zich wil toe-eigenen. Een echte ezel draagt alle lasten en ziet gelaten en zonder misbaar af van iedere poging om zich met zijn last te identificeren, laat staan dat hij het wil bezitten. Dat het echte dier niet dom of ijdel kan zijn en wij wel, dat is het grote raadsel. En grote raadsels kunnen we niet oplossen, hooguit stilletjes en liefdevol met het dier delen.
Dit artikel is verschenen in iFilosofie #79. Klik hier voor de volledige editie.