In 2011 verscheen het boek Why Marx was right van de literatuurtheoreticus en publiek intellectueel Terry Eagleton. De toegankelijke schrijfstijl, humor en referenties naar de actualiteit zorgden ervoor dat het boek destijds een bestseller werd. Het boek is nu vertaald naar het Nederlands als Waarom Marx gelijk heeft.
Door Quintus Masius
Terry Eagleton is vooral bekend als een literatuurtheoreticus die een marxistische visie verkondigt. Daarbij leverde hij aanvankelijk kritiek op traditionelere vormen van literatuurwetenschap, maar ook op moderne stromingen zoals het poststructuralisme. Later werd Eagleton wat explicieter in zijn katholieke geloof, waarin hij overigens geen spanning zag met zijn marxistische overtuigingen. Toch leidde de combinatie van zijn politieke en geloofsovertuiging wel tot voor vragen. Eagleton is gelukkig nooit te beroerd om het debat aan te gaan. Hij is een begenadigd spreker die zowel hoge als lage cultuur integreert en op humoristische wijze zijn tegenstanders de loef afsteekt. Zo verdedigde Eagleton bijvoorbeeld zijn katholicisme tegenover de New Atheists, zijn marxistische opvattingen tegenover conservatieve denkers als Roger Scruton en klom hij vaak in de pen om gearriveerde auteurs de oren te wassen. Hoewel Eagletons werk altijd toegankelijk is geschreven, lijkt de auteur zich de laatste jaren vooral op een breder publiek te richten. Zijn boeken over het kwaad (On Evil, 2010), opoffering (Radical Sacrifice, 2018), humor (Humour, 2019) en tragiek (Tragedy, 2020) waren allen bestsellers. Maar zijn grootste hit was Why Marx was right,een boek waarin hij zijn marxistische én spirituele levensvisie verdedigt tegen veelgehoorde kritiek. Hoewel het boek al in 2011 is uitgegeven, is het hier pas kortgeleden in vertaling verschenen.Ondanks dat het boek dertien jaar oud is, heeft het aan actualiteitswaarde weinig ingeboet. Goed, de aangehaalde prins Charles is inmiddels koning, Nelson Mandela is overleden en niet iedereen zal begrijpen hoe populair Material Girl van Madonna was, maar dat zijn dan ook de enige signalen van ouderdom. De tand des tijds heeft geen grip op Eagleton en Marx.
De grootste cheerleader van het kapitalisme
In Waarom Marx gelijk heeft benadrukt Eagleton voornamelijk de rol van traditie binnen het marxistische denken. Eagletons salontrucje is om veelal een uitspraak te quoten waarin de traditie op een voetstuk wordt gezet, om vervolgens te onthullen dat het Leon Trotski was die deze woorden heeft uitgesproken. Dat is ook een beetje de toon in Waarom Marx gelijk heeft.Zo onderstreept Eagleton Marx’ culturele achtergrond: hij legt nadruk op Marx’ literaire interesses, zijn doctorale these over Epicurus en Lucretius en zijn studie van utilitaristische denkers. Daarbij was er volgens Eagleton geen grotere bewonderaar van het kapitalisme dan Marx. Het kapitalisme bracht vrijheden, emancipeerde mensen, zorgde voor grotere sociale mobiliteit en bracht een surplus aan beschikbaarheid van grondstoffen, allemaal ingrediënten om de stap naar het communisme te maken. Dit is alleen wel een interpretatie waar het nodige op af te dingen valt. Verschillende (neo)marxisten hebben er bijvoorbeeld op gewezen dat de focus op zo’n surplus helemaal niet zo’n belangrijke opstap voor het communisme hoeft te betekenen. Zo bestaan er genoeg antropologische en historische voorbeelden van samenlevingsverbanden die veel weg hebben van een communistisch ideaal zonder dat zij een surplus hadden. Anderen wijzen erop dat een focus op surplus kan leiden tot verstarring en autoritarisme; zo offert Noord-Korea mensenrechten op voor een surplusdenken en stellen Chinese autoriteiten pas de stap naar communisme te kunnen maken als er voldoende surplus is om alle inwoners van bepaalde basisbehoeften te kunnen voorzien. Afgezien van de discussie of surplus wel zo’n grote rol kan vervullen bestaan er ook sterke twijfels of Marx’ werk gelezen kan worden als een liefdesbrief voor het kapitalisme en de culturele traditie.
Eagletons optimisme en respect voor tradities zorgen ervoor dat een boek als Waarom Marx gelijk heeft voor lezers laagdrempelig is. Marx wordt gepresenteerd als een gesprekspartner die redelijke mensen zou moeten aanspreken. Natuurlijk, kapitalisme heeft ons veel gebracht, maar kan ons niet behoeden voor de uitbuiting, precariteit, inkomensverschillen en milieuvervuiling die het met zich meebrengt. Wanneer je vindt dat mensen het surplus dat kapitalisme genereert zouden moeten inzetten om de lelijke kanten ervan weg te poetsen, ben je volgens Eagleton al praktisch een marxist. Deze lezing is echter in tegenspraak met veel moderne lezingen van Marx. Zo stelt Adorno bijvoorbeeld dat Marx zich vooral een traditie toe-eigent om deze te haten en dat het vooral contradictoire krachten binnen het kapitalisme zijn die voor verandering zorgen, in plaats van praktisch handelen. Eagleton daarentegen wijst vooral op het humanisme in Marx: het gegeven dat we als mens een bepaalde vorm van autonomie, solidariteit, rationaliteit, empathie en liefde voor traditie hebben zorgt ervoor dat mensen in actie komen. Het is voer voor theoretici om erachter te komen of hier een tegenstrijdigheid optreedt, maar Eagleton lijkt zo’n scherpere interpretatie een beetje weg te moffelen. Denkers als Adorno krijgen in Waarom Marx gelijk heeft nog wel een zinnetje of twee, maar radicalere interpreten ontbreken volledig. Het marxisme van Eagleton is bovenal gezellig. Het is zo’n marxisme dat zorgt voor een leuk onderonsje met Roger Scruton.
Afslag Marx
Eagletons keuze voor een conservatief-pragmatische interpretatie van Marx heeft ook voordelen. Wat erg sterk is aan Waarom Marx gelijk heeft,is dat Eagleton lastige filosofische concepten aansnijdt en deze met heldere en humoristische huis-tuin-en-keukenvoorbeelden weet uit te leggen. Eagleton is bijvoorbeeld kritisch op de gelijkheid van redenen die – volgens hem – denkers als Nietzsche en Foucault propageren. Volgens Eagleton zien deze denkers de geschiedenis als ‘één onoverzichtelijke opeenstapeling van chaos, toeval, ongeluk en contingentie’ waardoor de belangrijkste redenen van een gebeurtenis niet gevonden kunnen worden. Eagleton is het daar niet mee eens en geeft het voorbeeld dat er misschien meerdere redenen waren om iemands hoofd onder water te houden (zoals wetenschappelijke nieuwsgierigheid, diens afschuwelijke bloemetjesoverhemd, sadisme), maar dat een erfenis de voornaamste was. Op eenzelfde wijze stelt Eagleton dat materiële belangen in veel gevallen de voornaamste reden achter grote ontwikkelingen zijn geweest en niet een ‘dieet, altruïsme, Grote Mannen, polsstokhoogspringen of de samenstand van de planeten’. Erg duidelijk en bij dit soort redeneringen hoef je niet de afslag Marx genomen te hebben om het met Eagleton eens te zijn.
Maar het blijft in Waarom Marx gelijk heeft mistig welke afslag uiteindelijk genomen zou moeten worden. Eagleton stelt in ieder geval dat de weg van Stalin of Mao niet gevolgd moet worden: dit zijn misvormde versies van het marxisme. Maar welke wel?
Eagleton is op zijn best in de hoofdstukken waarin hij zijn spiritualiteit met het marxistisch materialisme verbindt. Hij laat hiermee zien dat je met Marx niet per se een atheïst hoeft te zijn die op een zeepkist in het park het einde van God verkondigt. Eagleton maakt in deze hoofdstukken een interessante koppeling tussen spiritualiteit en lichamelijkheid, waaruit hij esthetiek, seksualiteit en bewustzijn destilleert. In deze hoofdstukken betoont Eagleton zich een origineel denker in plaats van een enthousiaste Marx-promotor. Hoewel de overige hoofdstukken een feest zijn om te lezen, zijn het vooral de hoofdstukken rondom spiritualiteit waarnaar je terugbladert. Deze hoofdstukken geven een verdiepingsslag in een prima maar soms ietwat beperkte inleiding tot het marxisme.

Terry Eagleton, Waarom Marx gelijk heeft,vertaald door Huub Stegeman, Amsterdam: Grondwerk 2023
Dit artikel is verschenen in iFilosofie #76. Klik hier voor de volledige editie.