Het debat over ‘de islam’

Tekst: Zoë Spaaij
Afbeelding: Mohamed Hassan

Sinds de opkomst van Fortuyn, de moord op Theo Van Gogh en Fitna van Wilders, tot aan recentelijk de kritiek op salafistische scholen, beheerst het debat rondom de islam internationale en nationale media. Naar aanleiding van twee recent gepubliceerde boeken, Het vervallen huis van de islam van Ruud Koopmans en Allah in Europa. Een reisverslag van een ongelovige van Jan Leyers, organiseerden de Groene Amsterdammer en de Universiteit van Amsterdam op 24 oktober een debatavond in Pakhuis de Zwijger. Genodigden waren naast de twee bovengenoemde schrijvers, Khalid Benhaddou, de Belgische imam van de grootste moskee in Gent, Fatima El Mourabi, vakbondsvrouw en voorzitter van het Platform de Nieuwe Vrijdenkers, en Mounir Samuel die door een mix van tekst en zang de verbinding zocht tussen het christendom en de islam.

Wie mag de islam bekritiseren?

Aan het begin van de avond werd al de vraag geponeerd of je als witte intellectuele buitenstaander, waarmee een driekwart van de zaal zich kon identificeren, een externe discussie over de islam kunt bevorderen, of dat verandering en discussie vooral van binnenuit moet plaatsvinden. De avond begon met een gesprek tussen de twee auteurs van de recent verschenen boeken. Koopmans benadrukte daarbij dat zijn boek geenszins islamofoob was, maar eerder ‘islamkritisch’. Het onderscheid ligt voor hem in het feit dat hij vooral empirisch onderzoek doet en dus met feiten de islam bekritiseert. Dit empirisch onderzoek is natuurlijk interessant, zeker wanneer hij de geldstromen beschrijft tussen Saudi-Arabië en sommige Nederlandse salafistische scholen en moskeeën. Maar Koopmans legt wel erg de nadruk op het feit dat de islam een verlichting door moet maken en dus dezelfde weg moet bewandelen als het christendom met zijn verlichting. Zeker wanneer Koopmans beweert dat de islamitische wereld tegenwoordig achterloopt, spreekt hij hier een zeker elitair moralisme uit.

Volgens hem zijn ‘wij’ verder en beter op weg dan ‘de islamitische wereld’. Dit soort uitspraken zijn te generaliserend, zeker omdat hij zijn beroept op empirische data, die natuurlijk enigszins gekleurd kunnen zijn. Zijn opvatting is typerend voor de opvatting van een ‘westerse intellectueel’, zoals hij zelf al schertsend toegeeft. In deze grap zit echter een korreltje waarheid, zoals blijkt wanneer hij even later de aanval opent op de imam Khalid Benhaddou met vragen over passages in de Koran. Hij citeert enkele passages uit de Koran die inderdaad tot geweld oproepen en vraagt hoe ‘wij’ deze moeten interpreteren. Terecht merkt Benhaddou op dat Koopmans daarmee precies dat doet wat veel westerse intellectuelen doen, namelijk de passages in de Koran uit hun historische context halen. Daarmee is de bijdrage van Koopmans een treffend voorbeeld van de bijdrage van westerse intellectuelen aan het islamdebat; deze bijdrage is vaak ongenuanceerd en eerder gericht op kritiek dan op luisteren naar de moslimgemeenschap zelf.

Een zelfkritische islam?

De andere witte intellectueel, Jan Leyers, laat een meer genuanceerder verhaal horen. Hij schreef kort na 9/11 het boek De weg naar Mekka, waarin hij de clash tussen de islam en Europa onderzoekt. De islam is echter al een onderdeel van Europa en kan niet meer uit haar verdwijnen, iets wat bijvoorbeeld Koopmans lijkt te negeren in zijn analyse. Leyers laat in zijn boek zien dat veel moslims helemaal geen ‘verlichte islam’ willen. Tegenwoordig is er zelfs sprake van een revival van de islam, waarbij moeders hoofddoeken gaan dragen naar het voorbeeld van hun dochters. Deze revival zorgt voor een strijd binnen de islamitische gemeenschap in Europa.

Tijdens zijn reis door Europa voor zijn recente boek ontdekte Leyers ook dat in landen als Frankrijk veel jongeren radicaliseerden als gevolg van een gevoel van uitsluiting. Veel islamitische jongeren, ook in Nederland, hebben door sociaaleconomische redenen het gevoel dat zij buiten de westerse maatschappij vallen. Zij zetten zich af tegen de gevestigde orde door te radicaliseren, waarmee de radicalisering dus meer een identitair vraagstuk wordt. De jongeren doen dit om aansluiting te vinden bij gelijkgestemden.

Leyers bezocht tijdens zijn reis door Europa ook een spreker van het debat, de imam van de grootste moskee in Gent, Khalid Benhaddou. Benhaddou is islamtheoloog, auteur en imam. Geboren en getogen binnen een traditionele islamitische omgeving ervoer Benhaddou tijdens zijn jeugd het conflicttussen de moderniteit van de westerse beschaving op school en zijn conservatieve familiaire omgeving. Hij tracht met zijn werk de moderniteit van het westen te verenigen met de conservatieve opvattingen van de islam. Hij pleit niet voor een conservatieve islam, maar voor een islam die kritisch is op zichzelf en tracht het westen en het oosten in zijn preken met elkaar te verbinden. Zo preekt hij onder andere in het Nederlands en pleit voor meer transparantie in de islam. In die zin pleit Benhaddou dus voor een kritiek van binnenuit en dat is niet iets wat westerse intellectuelen kunnen doen.

Luisteren en vragenstellen

Ook de inmiddels ‘ex-moslima’ Fatima El Mourabi pleit ervoor dat de islam verandert en dat er meer ruimte binnen de moslimgemeenschap komt voor afvalligen van het geloof. Volgens Mourabi is er binnen de moslimgemeenschap nog te weinig ruimte voor mensen die zich van het geloof afwenden; zij zijn vaak bang om te vertellen dat zij niet meer geloven, omdat zij uitsluiting vrezen. In die zin pleit ook Mourabi voor meer transparantie binnen de moslimgemeenschap, alweer iets wat niet kan worden bewerkstelligt door de ‘westerse’ intellectueel. Voor deze heeft zij vooral een les: luisteren en vragenstellen. Verandering binnen de islam moet ontstaan van binnenuit; het enige wat de maatschappij kan doen is minder praten over ‘de islam’ of ‘de moslim’. Want een ding laat de avond in Pakhuis de Zwijger zien, er bestaat niet zoiets als ‘dé islam’ of ‘dé moslim’, net zomin als ‘dé witte westerse intellectueel’.

Een gebrek aan kennis leidt vaak tot een islamofobie, maar ook tot radicalisering. Volgens Benhaddou weten veel moslimjongeren weinig over de Koran en volgen zij vaak ‘verkeerde’ ideeën, die bijvoorbeeld door salafistische, door Saudi-Arabië gesponsorde imams worden geleerd. Wanneer er meer structurering in het geloof zou komen en moskeeën meer ondersteund zouden worden om meer kennis over te brengen, zou er misschien minder radicalisering zijn. Daarnaast is het aan de kant van de maatschappij ook belangrijk dat de jongeren zich niet buitengesloten voelen en dat de maatschappij meer kennisneemt over de islam en de Koran . Zoals Jan Leyers benadrukt ‘Hoedt u vooral voor hybris’. Behoed je dus voor hoogmoed dat wij in het westen alles beter weten. Het is hoog tijd om meer kennis op te doen over de islam en de Koran, vooral van de moslims zelf. Pas dan kunnen wij kritisch zijn, want pas dan begrijpen wij het geloof.

Tijdens de cursusweek over de Koran bij de ISVW (17-21 februari 2020) trachten we deze kennis bij het publiek te bevorderen om het debat in gang te zetten. In deze week ga je in discussie met islamgeleerden zoals Anton Wessels en Abdulwahid van Bommel, en schrijver Kader Abdolah, die een lezing zal geven over de interpretatie van de Koran. Gerko Tempelman en Kamel Essabane zullen hun kennis delen over de omgang van islamitische filosofen met de Koran, en Mounir Samuel komt vertellen over de betekenis van de Koran voor christenen. Meer weten? Lees verder.

Winkelwagen
Scroll naar boven