Arme Mysjkin. Een filosofie van ‘De idioot’

Tekst: Florian Jacobs

‘Je bent me een rare, Lev Nikolajevitsj, een raadsel.’1

Deze woorden worden uitgesproken door Rogozjin, die we zowel de zielsverwant als de nemesis kunnen noemen van prins Mysjkin in De idioot, de roman die Fjodor Dostojevski schreef in 1867-1868. Prins Mysjkin is de hoofdpersoon in de roman; ‘De idioot’ is hoe veel personages hem noemen en hoe hij ook zichzelf vaker niet dan wel noemt. Deze bijnaam klinkt misschien wat weinig flatteus, maar naarmate de roman vordert, wordt het steeds duidelijker dat ‘de idioot’ een geuzennaam is. De etymologie van het woord ‘idioot’ is in dezen interessant: het is een begrip dat door zijn tegenstellingen wordt bepaald; ‘[…] Tegenover de bestuurders is de idioot de gewone burger, tegenover het collectief het individu, tegenover de deskundige de leek, tegenover de ontwikkelde de ongeschoolde. Als zo’n ‘idioot’ heeft Dostojevski Mysjkin bedoeld: als “de andere”, de buiten de regulatuur staande, in wie een frisse oorspronkelijkheid bewaard is gebleven die elders verloren is gegaan.’2

De idioot, prins Mysjkin, is dus per definitie een rare snuiter, iemand die buiten de conventionele samenleving staat, en daarbij komt dat hij een literair personage is aan wie Dostojevski zijn eigen persoonlijkste en intiemste overtuigingen en persoonskenmerken toekent. De idioot is de meest autobiografische van Dostojevski’s grote romans: hij heeft hier een levenswijze willen uitdrukken die hijzelf misschien wel ambieerde en waarvan hij tegelijkertijd wist dat hij die nooit zou kunnen volhouden. Zoals Joseph Frank het formuleert in zijn onovertroffen biografie van Dostojevski: ‘Prins Mysjkin benadert de extreemste incarnatie van het christelijke ideaal van liefde dat de mensheid in haar huidige vorm kan bereiken, maar hij wordt verscheurd door een conflict tussen tegenstrijdige verplichtingen, die van zijn apocalyptische aspiraties enerzijds en zijn aardse beperkingen anderzijds.’3 Dit is dus het tafereel waarvoor we ons bevinden als we De idioot lezen en bespreken: de meest dramatische schrijver van de Gouden Eeuw van de Russische literatuur roept een personage in het leven dat het paradijs op aarde wil bereiken en daarbij noodzakelijkwijs op de minder prettige kanten van de aarde botst.

In dit artikel plegen we een klein filosofisch onderzoek naar deze prins Mysjkin. In dit artikel beperken we ons, losjes, tot de volgende vragen: 1) Is prins Mysjkin een ethisch voorbeeld dat navolging verdient? 2) Hoe hangen ervaringen van moraliteit, schoonheid en liefde samen bij prins Mysjkin? 3) Waarom gaat prins Mysjkin ten onder aan het eind van de vertelling? Bemand met deze vragen storten we ons nu in detail op De idioot, dat we eerst kort zullen samenvatten.

Het verhaal
Zoals al zijn grote romans is ook Dostojevski’s De idioot eerder een kolossaal toneelstuk dan een roman. Dostojevski’s grote werken bestaan uit hyperrealistische, koortsachtige dialogen waarin zijn personages alle denkbare emoties lijken uit te drukken. Een dergelijke potpourri laat zich moeilijk samenvatten, maar we wagen ons er toch aan. Omdat we ons hier concentreren op de personages die voor prins Mysjkin het belangrijkst zijn, en om de lezer duizelingen te besparen, beperk ik het plot tot vier personages. In de roman komen er, zoals het een klassieke Russische roman betaamt, natuurlijk veel meer voor.

Wanneer prins Mysjkin in Petersburg aankomt, terugkerend naar Rusland na een lange geestesziekte, heeft hij Rogozjin al in de trein ontmoet. Prins Mysjkin gaat onmiddellijk naar het huis van generaal Jepantsjin, waar hij voor het eerst het portret van Nastasja Filippovna ziet. Haar schoonheid blaast hem omver. Later op de dag ziet hij Nastasja Filippovna in levenden lijve en hij verklaart haar zijn onvoorwaardelijke liefde. Prins Mysjkin vraagt Nastasja Filippovna zelfs meteen ten huwelijk, maar dan komt Rogozjin binnen die haar ook wil veroveren. Na een zeer tumultueuze scène, een van de aangrijpendste uit het boek (overigens zijn alle scènes waarin Nastasja Filippovna voorkomt zeer intens; zij is zonder twijfel Dostojevski’s ‘grootste vrouwelijke hoofdpersoon’4 ), gaat Nastasja Filippovna weg met Rogozjin. Prins Mysjkin volgt hen.

De verteller springt een paar maanden vooruit. In deze maanden heeft zich een merkwaardige driehoeksverhouding afgespeeld. Nastasja Filippovna is van Rogozjin naar prins Mysjkin gevlucht en weer terug. Rogozjin probeert de prins neer te steken, maar prins Mysjkin krijgt dan juist een epileptische aanval, valt precies op tijd van de trap en overleeft de aanslag. Het hele gezelschap verplaatst zich van Petersburg naar buitenplaats Pavlovsk. In Pavlovsk wordt prins Mysjkin verliefd op Aglaja Jepantsjina, de jongste dochter van generaal Jepantsjin. Hun relatie gaat ook al niet van een leien dakje, maar uiteindelijk stemt Aglaja Jepantsjina in met een huwelijk met de prins en wordt er een feest georganiseerd om prins Mysjkin voor te stellen aan andere hoogwaardigheidsbekleders. Tijdens dit feest krijgt hij een tweede epileptische aanval en de Jepantsjins besluiten dat hij te ziek is om met hun dochter te trouwen. Aglaja Jepantsjina wil echter toch met Mysjkin in zee en neemt hem mee naar Nastasja Filippovna om hem voor eens en voor altijd te laten kiezen tussen zijn twee grote liefdes. Voor het blok gezet kiest prins Mysjkin voor Nastasja Filippovna, maar hij die keuze maakt van hem een gespleten man. Langzaam daalt hij weer af in zijn geestesziekte. En wanneer Rogozjin Nastasja Filippovna op de dag van haar huwelijk met prins Mysjkin schaakt en vermoordt, verdwijnt de geest van de prins helemaal.

Het is een soap van een vertelling, en onder de oppervlakte is er nog veel meer aan de hand. We richten onze aandacht nu op een onderzoek van Dostojevski’s uitgestrekte oceaan.

De moraal van Mysjkin
Prins Mysjkin, het moge duidelijk zijn, belichaamt een moreel ideaal. Laten we eens kijken wat Dostojevski er zelf over te zeggen had: ‘Het hoofdidee van de roman is om een door en door mooi persoon af te beelden. Niets in de wereld is moeilijker, vooral nu… Het mooie is een ideaal, maar dat ideaal – zowel het onze als dat van het beschaafde Europa – is nog lang niet waargemaakt.’5

Deze korte passage geeft al voldoende aanwijzingen over de diepgang die Dostojevski beoogde. Hij nam de figuur van Christus, zoals die in de evangeliën wordt uitgebeeld, en hij zette hem neer in de moderne wereld, waarin die mooie mens het moeilijk gaat krijgen. Het is het wrede genie van Dostojevski dat hij een verdorven Petersburg koos als decor voor zijn moderne Christus: ‘De wereld waarin de prins wordt ondergedompeld bij zijn onverwachte aankomst in Petersburg is in de greep van tegenstrijdige egoïsmen, een wereld waarin het verlangen naar rijkdom en sociaal voordeel, naar seksuele bevrediging, naar macht over anderen, alle andere menselijke gevoelens overheerst en wegvaagt.’6 In De idioot laat Dostojevski ultiem altruïsme botsen op ultiem egoïsme. Dat moet fout gaan, en dat gaat het ook, maar niet voordat deze moderne Christus zijn boodschap van liefde tegen alle egoïsten in de strijd heeft geworpen.

In het begin van de roman wordt de prins afwisselend ‘een idioot’ genoemd, of ‘een onnozelaar’, ‘een kind’, ‘een heilige dwaas’. Maar als de personages hem beter leren kennen, bespeuren zij de extreme sympathie die hij heeft voor al zijn medemensen en de hele wereld, en beginnen ze die op waarde te schatten. Mysjkin bestaat uit liefde, en niets dan liefde. Sommige personages maken misbruik van hem, omdat hij het niet erg vindt geld aan hen te lenen. Sommige personages weten niet hoe ze met hem moeten omgaan. Vrijwel alle vrouwen worden verliefd op hem. Aglaja Jepantsjina is in dit opzicht de extreemste: zij houdt niet van prins Mysjkin als zodanig, maar is haast verblind van het morele ideaal dat zij in hem ziet. Zij zegt (tegen Nastasja Filippovna tijdens hun noodlottige ontmoeting) zelfs dat zij nog nooit iemand heeft ontmoet die in goedheid en vertrouwen met de prins kan wedijveren. En ze zegt dat het zijn vermogen is om iedereen te vergeven die hem probeert te bedriegen dat haar verliefd op hem heeft gemaakt.

Prins Mysjkin is dus Christus. En hij is niet de Bijbelse Christus van Bethlehem, nee, hij is Dostojevski’s voorstelling van een Russische Christus, een intens worstelende Christus. Dat geeft behoorlijk wat pit aan de klassieke mythe. Want Dostojevski’s personages zijn geen gewone personages: het zijn nieuwe mensen, mensen die nooit af zijn, problematische mensen, die allemaal meer van de wereld willen dan die ooit zou kunnen geven. Stefan Zweig, ook zo’n beroemde schrijver, slaat de spijker op zijn kop in zijn geweldige monografie over Dostojevski: ‘Dostojevski wil geen Olympiër zijn, geen godgelijke, maar slechts een sterk mens. Zijn moraal gaat niet over iets klassieks, over een morele norm, maar uitsluitend over intensiteit.’7 Hoe intenser, hoe beter, dat lijkt het hoofddoel van ieder Dostojevski-personage.

We hebben te maken, enigszins samenvattend, met de figuur van Christus, de ultieme wegbereider van altruïsme en naastenliefde, verbeeld door een schrijvende denker voor wie het waardevolle leven bestaat uit een steeds veranderende samenkomst van eindeloze tegenstellingen, en voor wie de waarde van dat leven bestaat uit de intensiteit die we erin beleven. Dit leidt tot een zeer intense levensbeschrijving van deze moderne Christus, dat moge duidelijk zijn.

Is deze moderne Christus, Mysjkins voorbeeld, navolging waard? Misschien wel, maar Dostojevski lijkt ook te begrijpen dat dergelijke ultieme naastenliefde niet steeds vol te houden is voor iedereen. De roman toont onze grenzen. Alle andere personages beschouwen de prins instinctief als de norm voor hun eigen geweten. Veel personages komen naar de prins toe om met hem te praten, om bij hem te biechten, en ze nemen zijn raad zeer serieus, maar ze kopiëren nooit zijn gedrag. Prins Mysjkin is het geweten van het boek, maar alle personages zijn ook meer dan hun geweten: ze zijn bovendien hun stuiterende verlangens die ze nooit helemaal onder controle krijgen. Prins Mysjkin drukt de grenzen van zijn gewetensvolle gedrag zelf wellicht het best uit: ‘Toen hadden de mensen veel meer één idee, nu zijn ze nerveuzer, meer ontwikkeld, sensitiever, hebben ze twee, drie ideeën tegelijk… de huidige mens is breder en, ik zweer je, juist dat verhindert hem zo’n mens uit één stuk te zijn als in die tijden…’8 Een mens uit één stuk, zo lijkt Dostojevski aan te geven, lukt niet meer in onze tumultueuze moderne wereld. Daarvoor hebben we te maken met te veel verschillende aanspraken op onze concentratie, onze moraliteit, ons vermogen tot inleving en empathie. De idioot is een tegenwicht, in de woorden van Van Nierop, ‘tegen al wat zich van humane oorspronkelijkheid en echte gemeenschap heeft verwijderd’, maar hij lijkt ook te ideaal om een voorbeeld te zijn voor al die mensen in een echte gemeenschap.

Het mooie volgens Mysjkin
Ik zei net dat, hoewel zijn ethiek wat ver gaat, Prins Mysjkin wel een zeer intens en bevredigend leven leidt. Het is dat intense leven dat van de roman De idioot veel meer maakt dan slechts een moralistische vertelling. Dit intense leven vloeit, en dat is interessant, eigenlijk niet eens zozeer voort uit de morele maatstaven van de prins, maar is geheel te danken aan esthetische ervaringen. Prins Mysjkin leeft het leven ten volle als hij geconfronteerd wordt met iets of iemand die buitengewoon mooi is. Dan beleeft hij zijn diepste emoties. Nadat de prins Nastasja Filippovna voor de eerste keer heeft gezien, verandert zijn leven in een oogwenk. Meerdere malen in de roman zegt hij dat ‘zijn hart toen doorboord werd’ en dat hij vanaf dat allereerste moment voor haar moest leven. Wat is het toch met Nastasja Filippovna dat steeds zoveel opzien baart?

In de eerste plaats maakt Dostojevski duidelijk dat Nastasja Filippovna een uitzonderlijk mooie vrouw is: ‘Die verblindende schoonheid was zelfs onverdraaglijk, die schoonheid van het bleke gezicht, de iets ingevallen wangen en de brandende ogen; een vreemde schoonheid!’9 Haar karakter is ook heel mooi, zo krijgen we te weten: ze is vreselijk origineel en vol humor. Soms wordt ze beschreven als ‘een bijna onmogelijk mens’; soms drukt ze zo’n mengelmoes van emoties uit dat het inderdaad moeilijk is een echt mens voor de geest te halen die haar volheid van karakter zou kunnen benaderen. Nastasja Filippovna is een femme fatale in de letterlijkste zin van het woord.

Ten tweede ziet prins Mysjkin in haar iemand die van origine moreel hoogstaand is, maar die nu gered moet worden van haar trauma’s. Wat er precies in het verleden van Nastasja Filippovna is gebeurd, weten we niet precies – hoogstwaarschijnlijk een ongepaste verleiding op te jonge leeftijd. Wel leren we vrij snel dat ze zichzelf om welke reden dan ook niet wil vergeven. De liefde van prins Mysjkin voor Nastasja Filippovna begint als een liefde voor uiterlijke schoonheid, maar al snel krijgt zijn liefde ook een moreel karakter: hij heeft medelijden met haar, daarom heeft hij haar lief. Hij ziet haar niet als een schuldig wezen, maar als een ongelukkig wezen. En prins Mysjkin kan geen ongelukkige mensen zien, vooral niet als ze zo mooi zijn als Nastasja Filippovna. Haar gezicht wekt bij hem niet alleen hartstochtelijke gevoelens op, maar ook gevoelens van enorm medelijden. Prins Mysjkin werd verliefd op haar, omdat zij niet alleen een voorbeeld is van grote schoonheid, maar ook verenigbaar is met zijn morele idealen. Zij moet gered worden van haar eigen drang om te vallen. Prins Mysjkin koestert voor Nastasja Filippovna een morele liefde, liefde voor schoonheid en liefde voor een ideaal waarin die twee samenkomen – een liefde voor de van zichzelf geredde Nastasja Filippovna.

Hoogdravend maar waar, nietwaar? Maar prins Mysjkin houdt ook van Aglaja Jepantsina. Van tijd tot tijd merkt de verteller op dat ook zij erg mooi is, maar hij weidt niet uit over haar schoonheid zoals hij doet wanneer hij het over Nastasja Filippovna heeft. De schoonheid van Aglaja lijkt er meer een van het gewone soort, een sociaal aanvaardbare schoonheid, en het is dan ook vanwege deze verbondenheid met de maatschappij dat prins Mysjkin zich tot haar aangetrokken lijkt te voelen. Hij heeft zich zijn hele leven een buitenstaander gevoeld, een idioot, en Aglaja Jepantsjina is een poort naar acceptatie, misschien wel naar normaliteit. Hij wordt eindelijk verliefd op een mens in plaats van een prachtig moreel ideaal, op iemand die een soort van menselijk geluk belooft. Door een huwelijk met Aglaja zou hij er eindelijk bij horen.

Toch houdt ook de relatie tussen Mysjkin en Aglaja geen stand. Vanaf het begin lijkt hun relatie te zijn gebouwd op wederzijds onbegrip: Aglaja Jepantsina begon van prins Mysjkin te houden omdat hij een bovenmenselijk ideaal belichaamde; prins Mysjkin begon van haar te houden omdat zij de belichaming leek van een mogelijke opname in de maatschappij. De werkelijke Mysjkin redt geen samenleving, daarvoor is zijn boodschap toch niet overtuigend genoeg, of juist te overtuigend om stand te houden, en hijzelf toch te zwak. Trouwen met Aglaja zou de prins nooit helemaal redden uit zijn anders zijn. Dostojevski maakt met een paar wel heel drastische pennenstreken een einde aan elke mogelijke toekomst voor hen: na een tweede epileptische aanval op een sociaal hoogst onaangenaam moment en Mysjkins duidelijke voorkeur voor Nastasja Filippovna, verdwijnt Aglaja Jepantsina uit de roman. Dostojevski laat haar zelfs helemaal uit Rusland verdwijnen. Ze verzandt in een ongelukkig huwelijk in Polen, waar ze nota bene trouwt met een katholiek. Voor Dostojevski lijkt er geen erger lot te bestaan.

Prins Mysjkin als logische contradictie
Nadat prins Mysjkin definitief voor Nastasja Filippovna heeft gekozen, eindigt de roman snel. Dostojevski haalt alle literaire trucs uit de kast om de arme prins te gronde te richten. Hij geeft hem nog wel een paar weken menselijk geluk met Nastasja Filippovna: ze gaan samen uit, hij luistert in stilte naar haar verhalen, en hij glimlacht de hele tijd. Ze willen snel trouwen, dus wordt het huwelijk in allerijl gepland. En dan, net als Nastasja Filippovna op de koets stapt die haar naar de kerk zal brengen, verschijnt Rogozjin en gaat zij met hem mee, haar dood tegemoet. De prins heeft haar allesbehalve uit haar ongeluk kunnen redden. Prins Mysjkin is de eerste die haar levenloze lichaam ontdekt, en hij bezwijkt aan zijn steeds sluimerende geestesziekte. De rest is stilte.

Waarom heeft Dostojevski zijn arme prins dit alles aangedaan? Feit is dat Dostojevski lange tijd niet wist hoe hij zijn verhaal moest beëindigen. Zijn notities hebben we nog, en het is fascinerend om te lezen wat hij nog meer in gedachten had: ‘In sommige versies pleegt Nastasja Filippovna zelfmoord, in andere sterft ze een natuurlijke dood. Aglaja gaat ervandoor met Rogozjin of trouwt uit wrok met Ganja of vermoordt Nastasja Filippovna of wordt gered door Mysjkin. Mysjkin wordt verliefd op Adelaida, Nastasja Filippovna verleidt Radomski, en Ippolit vermoordt iemand. En zo gaat het maar door.’10 Het zou een misvatting zijn om te zeggen dat Dostojevski het huidige einde altijd al had gepland. Hij had waarschijnlijk geen idee en koos een tamelijk willekeurig einde om er maar vanaf te zijn. En hij was commercieel niet op zijn achterhoofd gevallen, dus hoe sensationeler, hoe beter.

Toch denk ik dat er iets voor te zeggen is dat Mysjkin op de een of andere manier altijd gedoemd is zijn verstand te verliezen. Zijn morele en esthetische opvattingen moeten noodlottig botsen op de wereld. Ergens, tijdens een rustige wandeling in een park in Pavlovsk, merkt de prins op dat hij onmiddellijk wil vertrekken, gewoon weggaan, iedereen in de steek laten, van niemand afscheid nemen, en gaan. Hij weet dat hij moet vertrekken om zijn gezondheid te bewaren, maar hij doet dat natuurlijk niet. Hij blijft, nog steeds vertrouwend op de mogelijkheid van het paradijs op aarde, en hij laat zijn val gebeuren. Zweig vat samen: ‘De helden van Dostojevski zoeken en vinden echter geen enkele relatie met het echte leven: dat is hun eigenaardigheid.’11

Waarom blijft Mysjkin ondanks alle tegenspoed toch steeds hopen op het paradijs op aarde? Omdat hij het heeft meegemaakt. Tijdens een epileptische aanval voelt hij de gewaarwording van een euforisch bewustzijn van ‘de hoogste synthese van het leven’, van zijn eigen opname in die synthese, een bewustwording van vereniging met alles. Prins Mysjkin voelt dit enorme bewustzijn niet alleen tijdens een epileptische aanval, maar ook in de aanwezigheid van grote schoonheid. Wanneer hij Nastasja Filippovna voor het eerst ziet, verbindt hij deze ervaring met die andere van overweldigende schoonheid. En als hij is ondergedompeld in schoonheid, is hij gelukkig.

Mysjkin weet dus waar zijn geluk uit bestaat: de ervaring van schoonheid, een besef van vereniging met alles. Het probleem is: hij ervaart meerdere soorten van schoonheid, in de persoon van Nastasja Filippovna en in de persoon van Aglaja Jepantsina, en zij vragen hem ertussen te kiezen. Mysjkin wil geen keuze maken, en hij wil van allebei houden. Joseph Frank becommentarieert de val van Mysjkin als volgt: ‘[…] De prins is de boodschapper van een christelijke liefde die niets anders is dan universeel; maar hij is ook een mens, geen bovennatuurlijk wezen – een man die verliefd is geworden op een vrouw als een schepsel van vlees en bloed. De noodzakelijke dichotomie van deze twee uiteenlopende liefdes brengt hem onvermijdelijk in een tragische impasse waaruit geen ontsnappen mogelijk is, een impasse waarin de universele verplichting tot medelijden de menselijke liefde, die voor de prins een moreel onberispelijke vorm van “egoïsme” is, fataal doorkruist.’12

Morele universaliteit, het mededogen van Christus, betekent liefde voor alle mensen. Wanneer de prins deze universaliteit moet verbreken tijdens de ontmoeting tussen Nastasja Filippovna en Aglaja Jepanchina, verwerpt hij zijn diepste morele overtuigingen en vernietigt hij zichzelf. De volgende uitspraak van Friedrich Schiller zou deze gang van zaken nog meer kunnen verduidelijken: ‘Liefde is tegelijk het meest grootmoedige en het meest zelfzuchtige in de natuur; het eerste: omdat zij niets van het object van haar liefde ontvangt, maar het alles geeft […] het tweede: omdat het altijd slechts zichzelf is dat zij in haar voorwerp zoekt en koestert.’13 In een echte liefde zijn deze twee eigenschappen van liefde niet met elkaar in tegenspraak: er is niets tegenstrijdigs aan om iets te zeggen als: ‘Ik heb je lief, daarom wil ik alles wat van mij is aan jou geven, en ik heb je lief omdat ik je nodig heb.’ In prins Mysjkin zijn grootmoedigheid en zelfzuchtigheid is er wel iets tegenstrijdigs: hij kan de combinatie van groothartigheid en egoïsme die liefde eigen is niet accepteren, omdat hij niet egoïstisch kan zijn. Nooit. Een paradoxaal mens is mogelijk, iemand die schijnbaar onverenigbare eigenschappen heeft. De paradoxale mens koestert verschillende vormen van liefde voor verschillende mensen. Volgens Dostojevski zijn we allemaal zo’n schijnbare onverenigbaarheid die zich toch aaneen weet te smeden in een of andere persoonlijkheid. Maar wie te allen tijde moreel integer wil zijn, kan geen morele tegenstrijdigheid tolereren. Daarom moet, omdat hij een moreel integer mens is, het brein van Mysjkin hem verlaten.

Bibliografie
F. Dostojevski, De idioot, Amsterdam: Uitgeverij Van Oorschot, 2013. Het origineel verscheen in 1869.
J. Frank, Dostoevsky. A Writer in his Time, Princeton: Princeton University Press, 2010.
W. Leatherbarrow (red.), The Cambridge Companion to Dostoevskii, New York: Cambridge University Press, 2007 (2002).
M. van Nierop, ‘Een ster genaamd Alsem. Dostojevski’s verzet tegen de Verlichting.’, Maatstaf, Jaargang 29, Arbeiderspers: Amsterdam, 1981, pp. 45-72.
D. Scanlan, Dostoevsky the Thinker, New York: Cornell University Press, 2002.
F. Schiller, Sämtliche Werke. Band V, München: Deutscher Taschenbuch Verlag, 2004.
S. Zweig, Drei Meister, Leipzig: Insel Verlag, 1929.

Tip: de verfilming van De idioot door regisseur Vladimir Bortko. Meer informatie: IMDb of sovietmoviesonline.com.

Noten
1 F. M. Dostojevski (2013), 394.
2 Van Nierop (1981), 45.
3 J. Frank (2010), 577.
4 J. Frank (2010), 580
5 Dostojevski’s brief aan zijn nichtje Sonja, geciteerd in J. Scanlan (2002), 152-3
6 J. Frank (2010), 580.
7 S. Zweig (1929), 126
8 F. M. Dostojevski (2013), 564.
9 F. M. Dostojevski (2013), 90.
10 W. Leatherbarrow (2002), 228
11 S. Zweig (1929), 134.
12 J. Frank (2010), 587.
13 F. Schiller (2004), 484.

Winkelwagen
Scroll naar boven