Column René ten Bos | Duns Scotus

Dit artikel is verschenen in iFilosofie #63. Klik hier voor de volledige editie.

“Individuum est verissime ens et unum … quod est maxima substantia …”

Tekst: René ten Bos

Dit is een citaat van de middeleeuwse filosoof Johannes Duns Scotus (1266-1308). Als je het citaat omzet in het Nederlands, dan krijg je dit: “(Een) individu is op de waarachtigste wijze een zijnde en een eenheid (…) omdat het in de grootste mate substantie is.”

Ik kwam het citaat tegen op p. 134 van Beiträge zum Problem der Ursprünglichkeit der mittelalterlich-scholastischen Ontologie van de Duitse filosoof Hans Blumenberg (1920-1996). Dit boek, dat pas in 2020 postuum werd uitgegeven, is een gecorrigeerde versie van een dissertatie die de grote Duitse denker in 1947 voorlegde. Scotus is voor Blumenberg een absolute sleutelfiguur in de geschiedenis van de filosofie. Ik wist dat al wel uit ander werk van Blumenberg, maar hier, reeds in zijn dissertatie, wordt bijzonder duidelijk waarom.

Wat is het probleem? Middeleeuwse filosofen hebben altijd problemen gehad om de antieke wijsbegeerte en het christelijke gedachtengoed met elkaar te verbinden. Nergens wordt dat zo duidelijk als bij het zogenoemde individuatieprobleem. Voor Plato was het algemene en niet het particuliere of singuliere het werkelijke. De abstracte ideeën hebben bij hem meer realiteit dan al het andere. Hoewel Aristoteles zeker morrelde aan die zonderlinge voorkeur voor het abstracte, bleef hij toch ook vasthouden aan het idee van het wezen (ousia) of de vorm (morphe). Het individuele wordt bij hem nog steeds begrepen vanuit het idee van de vorm en niet als iets op zichzelf staand.

Waarom was dit een probleem voor de middeleeuwers? Ze konden die Griekse neiging tot abstractie of hun hardnekkig volgehouden “rationalistische vooroordeel ten gunste van de vorm” (p. 119) niet goed verenigen met het Christelijke idee van een God, die alles wat hij geschapen had ook doorgrondde en kende. Natuurlijk, vaak werd geprobeerd de Onbewogen Beweger van Aristoteles te zien als God, maar het vervelende was dat deze aristotelische ‘god’ de wereld alleen maar begreep vanuit zijn eigen pure actualiteit en dus vanuit zijn eigen pure vorm. Blumenberg merkt op dat de oerstof, die zuivere potentie die aan alles ten grondslag ligt, zelf totaal niet begrepen of besproken werd, alsof ze in haar “mythische oorspronkelijkheid” (p. 118) wel ondoorgrondelijk moest blijven. De metafysica van Aristoteles heeft derhalve de platonische voorkeur voor het algemene en het abstracte nog steeds niet overwonnen.

Dat was ronduit pijnlijk, want de christelijke mens begrijpt zichzelf sinds Augustinus niet vanuit het algemene, maar juist vanuit het singuliere. Het eigen heil, waar het de mens om gaat, opent niet alleen een radicaal nieuw soort zelfbegrip, maar in samenhang hiermee ook een even radicaal nieuw soort zijnsbegip. Als de metafysica van het algemene plaatsmaakt voor een metafysica van de “innerlijke ervaring”, dan zou dit moeten betekenen dat het individuele niet langer afgeleid wordt van het hogere en van het abstracte. Blumenberg stelt dat dit een “volledige omkering van het gezichtspunt” betekent: “De vraag is niet langer hoe uit het algemene het concrete enkelvoudige afgeleid wordt, maar veeleer omgekeerd, met welk recht het enkelvoudige nog begrepen kan worden vanuit het algemene” (p. 123). De concrete existentie krijgt daardoor een hogere ontologische status dan het algemene, het abstracte of het ideële. In eenvoudigere taal: de concrete existentie is ‘echter’ dan de abstracte idee.

Omdat in de middeleeuwen Aristoteles welhaast een onaantastbaar gezag had, durfde men deze omkering van het blikveld – ooit nog eens aangeduid als een ‘omkering van Plato’ – niet te voltrekken. De ‘god’ van Aristoteles blijft als Onbewogen Beweger op de actualiteit betrokken, waar de christelijke en scheppende God zich richt op de existentie. Duns Scotus is de eerste die hier, aldus Blumenberg, pas echt een harde conclusie uit durft te trekken: het individuele en het concrete worden vanaf hem voor het eerst in de geschiedenis van het denken het reële en het wezenlijke. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat Scotus’ inzichten meteen alom geaccepteerd werden, maar een eerste stap naar een modern zijnsverstaan was gezet.

Winkelwagen
Scroll naar boven