Levenskunst voor cultuursnuivers

Dit artikel is verschenen in iFilosofie #63. Klik hier voor de volledige editie.

In Intimiteit en Onthechting. Levenskunst tussen oost en west behandelt Michel Dijkstra de paradox van onthechting en intimiteit binnen relaties. Onthechten kan leiden tot meer autonomie en een relatie versterken, terwijl symbiose juist bijdraagt tot grotere onthechting. Dijkstra koppelt het voorgaande aan een parabel van Dōgen: een regendruppel blijft autonoom, maar op een heldere nacht omvat zijn reflectie wél de gehele omvang van de maan. Uit deze these leidt Dijkstra vervolgens vier levensdeugden af die hij vervolgens koppelt aan vier kunstenaars die vooral na de Tweede Wereldoorlog hun stempel op de cultuur drukte. Paul Celan illustreert hier herbronning als deugd terwijl Claude Vivier een representant is van compassie. Clarice Lispector koppelt Dijkstra vervolgens ‘vrijgevigheid’ en Alberto Giacometti aan succesvol falen. Omdat Dijkstra door de jaren heen boeken heeft geschreven omtrent oosterse mystieke tradities en Meister Eckhart zet hij – niet geheel verrassend – deze bronnen ook in bij de interpretatie van deze kunstenaars. Zo’n insteek is origineel, brengt je op interessante plaatsen, maar vergt wel wat van de lezer.

Tekst: Quintus Masius

Wat allereerst opvalt bij Intimiteit en Onthechting is de hoge saturatiegraad. Naast een focus op intimiteit en onthechting, bevat het boek een uiteenzetting over deugden en een exposé over oost-west denken. Al deze aspecten zijn gekoppeld aan een kunstenaar die elk één eigen hoofdstuk krijgt. Het voorgaande perst Dijkstra in iets meer dan 150 pagina’s die tevens citaten (gedichten en passages uit brieven plus dagboeken), biografische gegevens, en een uitgebreid notenapparaat herbergen. Tegen alle verwachtingen in lukt het Dijkstra om al deze elementen goed te plaatsen in een lopend verhaal. Desondanks moeten er hierdoor wel wat concessies worden gedaan. Zo bespreekt Dijkstra enkel werken die hem raken en blijven een aantal deugden obscuur. Lispectors’ meesterwerk De passie volgens G.H. krijgt bijvoorbeeld amper aandacht en een deugd als ‘herbronning’ blijft lastig te duiden. Dit ligt ook aan mijzelf, want ik heb weinig kennis van Paul Celan en Meister Eckhart; Todesfuge heb ik wel eens gelezen evenals wat cryptische zinnen van de middeleeuwse mysticus, maar dat is toch te weinig. Desondanks werkt Dijkstra’s enthousiasme aanstekelijk en duidt hij de teksten goed: zijn deskundigheid rondom middeleeuwse mystiek en biografische kennis zijn hier van meerwaarde. Echter, een duidelijke koppeling met herbronning, intimiteit, of onthechting kan ik moeilijk maken. Hiervoor zou ik toch mij wat meer moeten verdiepen in de aangehaalde bronnen. Een drang die het boek zeker aanwakkert in mij.

Met uitzondering van Giacometti, staan al de gekozen kunstenaars bekend als moeilijk toegankelijk. Viviers’ ijle composities zijn niet los te zien van enige context, de gedichten van Celan zijn hermetisch en Lispector speelt met meta-niveaus. Lispectors Uur van de Ster betreft bijvoorbeeld een filosofisch verhaal over een zelfbewuste mannelijke auteur die worstelt met het schrijven van een narratief over het precaire maar autonome leven van een 19-jarige arbeidster. Voeg daaraan een vleugje magisch-realisme toe en je krijgt een roman voor lezers met een verworven smaak zoals Michiel Dijkstra en ik. Echter, Dijkstra’s analyse van de roman fascineert. In plaats van zijn tanden stuk te bijten op de complexiteit van het narratief, koppelt hij de deugd vrijgevigheid aan het verhaal. Volgens Dijkstra ontvangen de romanpersonages hier de liefde waar zij tekort aan hebben. Maar deze vrijgevigheid werkt niet als een toverstaf. De gegeven liefde is onvoldoende om door te kunnen en geeft de personages, volgens Dijkstra, slechts gratie en autonomie. In dit soort analyses werken alle thema’s van Intimiteit en Onthechting op elkaar in als een Zwitsers uurwerk. Als lezer ervaar je dan een epifanie. Desondanks is het niet altijd prijs. Zo vond ik het hoofdstuk rondom Giacometti het minst sterk: het hoofdstuk blijft teveel hangen in anekdotes en de interpretaties zijn vaak cryptisch. Een portret van Caroline Tamagno, een dertig jaar jongere escortdame waar Giacometti een relatie mee had, werd bijvoorbeeld omschreven als een combinatie ‘van een Egyptische koningin en een zenmeesteres’. Bij een Egyptische koningin denk ik dan aan een Asterix en Obelix-stripfiguur terwijl mijn hoofd leeg blijft wanneer ik aan een zenmeesteres denk. Zulke beschrijvingen wekken daarom weinig bij mij op.

Welke pet?
Tijdens het lezen van Intimiteit en Onthechting had ik wat moeite om te achterhalen welke pet Dijkstra nu op wilde zetten: die van denker of kunstcriticus. Natuurlijk bestaan geen ijzeren schotten tussen beide disciplines, maar enig onderscheid is hier wel gerechtvaardigd. Zo zijn er denkers die kunst gebruiken als metafoor om hun denken kracht bij te zetten, maar zijn er ook kunstcritici die een filosofische boodschap uit een kunstwerk destilleren. Zo is Walter Benjamins gebruik van Paul Klees Angelus Novus een voorbeeld van het eerste terwijl Baudelaires interpretatie van Gustave Flauberts Madame Bovary meer neigt naar het tweede. Hoewel zowel Benjamin en Baudelaire beiden een kunstwerk als uitgangspunt nemen, blijft hun modus operandi verschillen. Zo destilleert Baudelaire ideeën uit het kunstwerk zelf, terwijl Benjamin het kunstwerk gebruikt als opstapje voor de ontwikkeling van een eigen filosofie. Volgens mij neigt Dijkstra meer naar de methode-Benjamin. Dijkstra gebruikt de besproken kunstwerken vooral als vehikel om zijn stelling over intimiteit en onthechting te onderstrepen. Het bewijs haal ik uit de hoofdstukken omtrent Lispector en Giacometti. Het is onwaarschijnlijk dat de oosterse filosofie een grote rol speelde in het leven van beide kunstenaars, maar Dijkstra koppelt hun werk tóch aan concepten uit de oosterse filosofie. Bij Giacometti lukt dit goed, maar bij Lispector wringt het. Zo raken de invloeden die daadwerkelijk een rol hebben gespeeld in Lispectors leven – Oost-Europese- en Joodse mystiek, magisch realisme, westerse metafysica – hierdoor wat ondergesneeuwd. Ik had hier liever gezien dat Dijkstra de modus operandi van Baudelaire had gebruikt en meer het referentiekader van Lispector zelf had uitgediept want het blijft een fascinerende schrijver.

Selecties
Verwacht bij Intimiteit en Onthechting geen overzicht van alle kunstwerken. Het is zelfs geen bespreking van ‘the greatest hits’. Celans Totesfuge wordt niet behandeld en de focus bij Giacometti ligt bijvoorbeeld meer op zijn tweedimensionale werk dan op zijn kenmerkende beeldhouwwerken. Zo’n selectiviteit is prettig met name omdat Dijkstra hier bepaalde werken ook echt de ruimte geeft om te ademen. Zo geven de anekdotische gegevens rondom de relatie tussen Paul Celan en Ingeborg Bachmann een goede context voor de besproken gedichten. Hier helpt ook bij dat Dijkstra hele passages uit brieven aanhaalt en ook de originele Duitse tekst opneemt in voetnoten. Door zo’n beperkte selectie kan Dijkstra ook goed inzoomen op passages. Zo wordt bijvoorbeeld de zin “Ga met de kunst naar je allereigenste engte. En maak je vrij” door Dijkstra geïnterpreteerd als een mystieke opdracht waarin innerlijke onthechting plaatsvind, vrijheid wordt hervonden en een diepere laag wordt ontsloten. Dit doet Dijkstra overtuigend met zijn kennis van Meister Eckhart. Toch heeft zo’n selectieve keuze ook nadelen. Met name wanneer je de besproken kunstenaar niet kent, kan dat tot vreemde consequenties leiden. Zo kende ik Lispector voorheen niet en door Dijkstra’s beschrijving kreeg ik een beeld van een mystieke cerebrale auteur. Echter, nader onderzoek liet ook toch wel andere kanten van haar zien. Lispector was bijvoorbeeld ook een kosmopolitische socialite, die door haar schoonheid en intelligentie heel wat harten heeft gebroken en ook luchtige kinderverhalen en geestige columns schreef. Omdat Dijkstra deze kant van haar helemaal niet belicht ontstond er bij mij toch een ander beeld van deze auteur.

Fijnproevers

Ik denk dat Intimiteit en Onthechting wel het meest persoonlijke boek van Michel Dijkstra is. Als één aspect opvalt dan is het wel zijn enthousiasme voor de geselecteerde kunstenaars, middeleeuwse mystiek en oosterse filosofie. Toch denk ik dat variëteit van kunstenaars en eclectische insteek niet door iedere lezer gewaardeerd wordt. Wanneer je weinig hebt met de kunstenaars, zijn de hoofdstukken moeilijker door te komen. Ook moet je enige liefde voelen voor oosterse filosofie of middeleeuwse mystiek want dit zijn praktisch de enige bronnen die Dijkstra toepast. Daarbij blijft het gegeven van media een lastig punt. Met Viviers’ werk kwam ik niet verder dan wat korzelige YouTube-filmpjes en met Giacometti’s werk moest ik het doen met plaatjes via Google search. Daarbij werden de hoofdstukken over Lispector en Celan duidelijker toen ik mij wat meer in hun werk ben gaan verdiepen.

Toch raakt Intimiteit en Onthechting bij mij wel een noot. Ik heb de meeste kunstenaars hoog zitten en ben ook niet vies ben van Dijkstra’s filosofische interesses. Met name omdat ik enige moeite heb gedaan om de besproken gedichten van Celan tot mij door te laten dringen, Lispectors romans ben gaan lezen en Viviers’ werk heb beluisterd, zal Intimiteit en Onthechting altijd wel een plaats in mijn hart behouden. Aan de andere kant realiseer ik mij ook dat zo’n commitment wel veel vraagt van de gemiddelde lezer. Daarbij worden de koppelingen met de filosofische thema’s, niet altijd helder. Het boek heeft daarom ook iets meer weg van een werkboek dan een boek voor in je vakantiekoffer.

Winkelwagen
Scroll naar boven