Woede en troebele getuigenissen | Recensie Sigrid Wallaert & Michiel de Proost

In het najaar van 2023 verschenen bij uitgeverij Letterwerk twee feministische boekjes. Sigrid Wallaert breekt in Kwaad spreken een lans voor vrouwelijke woede en Michiel de Proost onderzoekt in Huisje, boompje, eitje het debat rond eicelinvriezing. Op verschillende manieren leveren beide auteurs een bijdrage aan het vergroten van kennisrechtvaardigheid. Wallaert roept op om te luisteren naar woede en De Proost richt onze aandacht op troebele getuigenissen.

Door Valerie Granberg en Sanne Rombouts

Kwaad spreken past in een trend van filosofen die emoties van nieuwe duiding voorzien. Eerder schreven onder andere Jannah Loontjens over schuld en Martha Claeys over trots, en nu is er Wallaert, die in zorgvuldig geformuleerde bewoordingen uiteenzet waarom vrouwen en woede zo’n problematische combinatie zijn. Als je als vrouw boos bent, wordt dat meestal niet gewaardeerd. Sterker nog, je wordt doorgaans niet serieus genomen, of zelfs belachelijk gemaakt. Toch krijgt vrouwelijke woede de laatste jaren steeds meer aandacht. Met #MeToo en Black Lives Matter is er een nieuw soort collectieve, activistische woede opgekomen. Sigrid Wallaert promoveert aan de Universiteit Gent, op het thema vrouwelijke woede. Maar, zo vertelt ze, als mensen vragen of ze zelf ook boos is, vermeldt ze er snel bij dat het proefschrift toch vooral niet overal haarzelf gaat. Vanwaar die persoonlijke afkeer van haar eigen woede?

Kennisonrecht

Wallaert laat met de Britse filosofe Miranda Fricker zien waarom vrouwen vaak worstelen met hun eigen woede, ook als ze gegronde redenen hebben om boos te zijn. Vrouwelijke boosheid wordt meestal niet serieus genomen, omdat vrouwen überhaupt minder serieus genomen worden dan mannen. De oorzaak hiervan ligt in wat Fricker kennisonrecht noemt. Dit is ‘het soort onrecht dat iemand wordt aangedaan in zijn status als wetende, dus als iemand die kennis kan vergaren, verwerken, en verspreiden’. Hierbij speelt macht een belangrijke rol, en wel in de vorm van identiteitsmacht. Die macht wordt bepaald door factoren als ras, gender, seksuele voorkeur en leeftijd, plus de ingesleten sociale stereotypen die daaraan verbonden zijn. Fricker onderscheidt twee soorten kennisonrecht: getuigenisonrecht en interpretatieonrecht. Bij getuigenisonrecht wordt er als gevolg van stereotypen minder waarde gehecht aan wat iemand vertelt. Dat doet iets met je zelfvertrouwen: vrouwen worden hierdoor bijvoorbeeld onzeker over hun eigen rationele vermogens. En zo word je dus ook daadwerkelijk een minder goede spreker, omdat getuigenisonrecht je uitsluit van spreekgemeenschappen die je identiteit mede vormgeven.

Vrouwen zitten dus gevangen in een web van vooroordelen en dat maakt dat vrouwelijke woede vaak als aanstellerij wordt gezien. Zo kom je als boze vrouw in een vicieuze cirkel terecht. Je bent boos, je wordt niet gehoord en daarom word je nog bozer. Je woede wordt je verweten, en het verwijt is dat je ergens tegen bent, enkel omdat je boos bent. Maar nee, je bent juist boos omdat je ergens tegen bent. Als de boosheid er niet mag zijn, gaat de boodschap verloren, de boosheid is namelijk niet alleen de vorm, het is een essentieel deel van de boodschap.

Naast getuigenisonrecht speelt er nog een ander soort kennisonrecht een rol, namelijk interpretatieonrecht. Hierbij schiet het begrippenkader tekort om jezelf en je sociale ervaringen te begrijpen. En als je iets niet kunt duiden, dan kun je het ook niet aanduiden als problematisch. Daarbij geldt: wie meer macht heeft, heeft de meeste invloed op de inhoud van begrippenkaders en bepaalt zelfs welke überhaupt bestaan.

Om tot een oplossing te komen haalt Wallaert Frickers begrip ‘kennisrechtvaardigheid’ aan als methode om vrouwelijke woede op waarde te leren schatten. Kennisrechtvaardigheid is een deugd die je kunt trainen om zo het intellectueel welzijn te bevorderen. Het houdt in dat je actief ingrijpt bij kennisonrecht: je kijkt kritisch naar vooroordelen en corrigeert ze. Je bent je bewust van ongelijkheid in machtsverhoudingen en het effect daarvan op een conversatie. Wallaert vraagt daarom ook om een spreker niet af te rekenen op haar manier van spreken. Het kan zijn dat een spreker op een lacune in het gedeelde begrippenkader stuit en zich daarom niet goed kan uiten. Dan is het moeilijker om de redenen achter haar woede te achterhalen. Dus wees open van geest. Emotie kan onderdeel van de boodschap zijn en uiteindelijk kan woede een kennisbrug zijn naar een beter begrip van de eigen situatie en die van anderen. Woede kan zo een aanjager zijn van maatschappelijke veranderingen. En dus, zo besluit Wallaert haar boek: ‘Waardeer woede. (…) Je woede mag er zijn.’ Wallaert biedt met haar helder geschreven betoog een praktisch begrippenkader voor al die vrouwen die de woede in hun boodschap verweten wordt.

Het kruispunt van bio-ethiek en feminisme

Ook Michiel De Proost wil een plaats geven aan niet-gehoorde stemmen, maar dan in het debat rond eicelinvriezing. Hij slaagt daar glansrijk in, en hij doet meer dan dat. Hij laat zien hoe belangrijk het is om de betrokkenen zelf aan het woord te laten bij bio-ethische kwesties en toont dat we bij vragen over technologie en emancipatie niet in de banale tegenstelling van conservatisme en vooruitgang moeten vervallen.

De Proost promoveerde op een feministische empirische bio-ethiek van sociale eicelinvriezing. In zijn essay Huisje, boompje, eitje doet hij verslag van dit onderzoek. Hij neemt ons mee in het debat rond eicelinvriezing, introduceert de bio-ethiek en een aantal feministische auteurs. Vervolgens gaat hij aan de slag op het kruispunt van bio-ethiek en feminisme.

Eicelinvriezing bracht als nieuwe techniek in de jaren tachtig de mogelijkheid om gezins- en carrièreplanning te veranderen. Het zou een flinke bijdrage leveren aan de emancipatie van vrouwen, maar kreeg al gauw kritiek uit conservatieve hoek. Was het geen onderdrukking van de menselijke natuur? En ook van feministische zijde was er kritiek: de techniek zou geen oplossing bieden voor de maatschappelijke tendens die het onmogelijk maakte om werk en gezin op een evenwichtige manier te combineren.

Om het moraalfilosofische debat over eicelinvriezing beter te begrijpen introduceert De Proost het concept ‘verantwoordelijkheidspraktijk’ van Margaret Urban Walker. De vraag is namelijk wie er gehoord wordt binnen het debat en wie niet. De Proost spreekt niet expliciet over getuigenisonrecht, zoals Wallaert, maar ook de verantwoordelijkheidspraktijk biedt ruimte voor getuigenissen die anders niet gehoord worden binnen het debat, in dit geval van de vrouwen die hun eicellen (willen) invriezen.

Wie kiezen er voor eicelinvriezing?

De Proost gaat zelf met 21 van hen in gesprek. En daarmee doet hij iets ongebruikelijks als ethicus. Empirische gegevens worden wel eens door ethici gebruikt om duidelijk te maken wat al bedacht is, terwijl concrete empirische informatie niet zo belangrijk lijkt voor het ontwikkelen van standpunten. Doordat De Proost dat wel doet, is zijn betoog in lijn met dat van Wallaert: hij bestrijdt getuigenisonrecht en ziet daarin een belangrijke rol voor de ethicus. Die moet een morele ruimte creëren waarin de ethische dialoog zo goed mogelijk kan verlopen.

De vrouwen die De Proost spreekt zijn single en hoger opgeleid. Hoewel het beeld heerst dat deze groep eicelinvriezing met name gebruikt voor carrièreplanning, blijken deze vrouwen vooral de mogelijkheid open te willen houden om op latere leeftijd een genetisch eigen kind te krijgen, in afwachting van het vinden van een geschikte partner.

Het belangrijkste argument vóór eicelinvriezing is dat het de individuele autonomie en emancipatie van vrouwen vergroot, omdat de biologische klok de keuzevrijheid belemmert. Machtsdynamieken beïnvloeden echter de manier waarop we technologie gebruiken. De introductie van een technologie is dus niet voldoende, ook de opvattingen rondom voortplanting en gezinsvorming moeten veranderen. De Proost benadrukt dat de technologie op zichzelf niet bevrijdend óf onderdrukkend is, maar dat die aspecten beide aanwezig kunnen zijn.

Het troebele probleem

Uit de gesprekken die De Proost voert, komt naar voren dat de kinderwens gezien wordt als een project met een sterke nadruk op de verantwoordelijkheid van het individu. Om de onzekerheid van het slagen hiervan zoveel mogelijk te controleren kiezen alleenstaande vrouwen ervoor om het fysiek zware traject in te gaan om hun eicellen te laten invriezen. Voor sommige vrouwen is dit een traumatische ervaring. En dat allemaal vanuit het streven naar een gevoel van gemoedsrust. Terwijl uit onderzoek blijkt dat de meeste vrouwen hun eicellen uiteindelijk nooit laten ontdooien. En dat is het gegeven waar De Proost bij wil stilstaan, met Donna Haraway bepleit hij het ‘staying with the trouble’. Maar wat is dan het echte probleem? Dat lijken de normen rond gezinsvorming te zijn. Om daar een beter beeld van te krijgen moeten we luisteren naar de complexiteit van de overwegingen bij vrouwen die kiezen voor eicelinvriezing. De Proost heeft daar een mooie stap in gezet en pleit voor reproductieve rechtvaardigheid, het recht om wel of geen kind te krijgen en op te voeden onder de voorwaarden die je zelf kiest. Toch zou hij daar wel aan toe moeten voegen dat ook reproductieve rechtvaardigheid troebel is, we kunnen er immers niet voor kiezen om gezonde kinderen te krijgen, een deel van dat proces is nog altijd oncontroleerbaar.

Michiel De Proost laat ons met zijn werk zien hoe belangrijk het in de (bio-)ethiek is om te luisteren naar alle betrokkenen in een debat. De complexiteit van sociale eicelinvriezing laat zien dat we ons niet puur op de techniek moeten richten, maar ons bewust moeten zijn van de onderliggende machtsdynamiek. Hij doet dat in een compacte tekst van 54 pagina’s, die goed leesbaar is, hoewel af en toe wat stroef door de wel erg talrijke verwijzingen naar feministische concepten. Om zijn belangrijkste punt te maken had hij met wat minder namedropping afgekund.

Maar een belangrijk punt maakt hij, net als Sigrid Wallaert. We moeten oor hebben voor de niet-gehoorde stemmen, ook als hun woede de belangrijkste boodschap is of als hun getuigenis troebel is.

Sigrid Wallaert, Kwaad spreken. Wie gelooft de boze vrouw? Borgerhout: Letterwerk 2023

Michiel De Proost, Huisje, boompje, eitje. Een oefening in feministische ethiek. Borgerhout: Letterwerk 2023

Dit artikel is verschenen in iFilosofie #77. Klik hier voor de volledige editie.

Winkelwagen
Scroll naar boven