‘We leven in een natalistische maatschappij’ | Interview Suzanne Roes

Wanneer je wordt geconfronteerd met situaties die je wenkbrauwen doen fronsen, als onrecht je handelingsvrijheid beknelt en je vermogen om authentiek te leven wordt aangetast, dan rijst de vraag hoe je daarmee omgaat. Voor auteur en filosoof Suzanne Roes was het antwoord glashelder: hierover moet ik gaan schrijven. De politiek van de vruchtbaarheid. Een filosofie van sterilisatie begint als onschuldig onderzoek naar een anticonceptiemiddel zonder hormonen en evolueert tot het besef dat vruchtbaarheid nog steeds een kwestie van beleid is.

Door Kim Schreier

Wat beweegt jou om sterilisatie te onderzoeken?

Persoonlijke vragen en interessante gesprekken. Het begon met mijn eigen verkenning van de optie vrijwillige sterilisatie (als witte cis vrouw). De thema’s rond gender en spijt waren dan ook de eerste twee hoofdstukken die ik af had. Maar toen ik dieper in het thema dook, werd ik al snel geconfronteerd met een hele andere betekenis van sterilisatie – gedwongen sterilisatie bij arme, gekleurde of gehandicapte mensen. Het voelde niet meer goed om bij mijn smalle analyse te blijven. Want dan kunnen we heel makkelijk misstappen maken op politiek en sociaal niveau.

Spijt is een eerste sleutelbegrip in het boek. Uit angst voor toekomstige spijt ontmoedigen artsen vrouwen – in deze context individuen met vrouwelijke voortplantingsorganen – om sterilisatie als anticonceptiemiddel te kiezen. Hoewel jouw analyse scherp is, blijft de omschrijving van ‘spijt’ te algemeen en verliest zo aan betekenis. Moeten we het begrip ‘spijt’ niet zorgvuldiger omschrijven en gebruiken?

Zeker. Ik baseer die analyse op het gebruik van het woord ‘spijt’ in de medische literatuur over sterilisatie. De emotie ‘spijt’ in de eigenlijke zin van het woord verwijst naar fouten die je hebt gemaakt en waardoor je nu ongelukkig bent. Maar als je zegt dat je, met de kennis van nu, toen een andere keuze had gemaakt, maar niettemin tevreden bent met je leven, dan ontbreekt het gevoel van spijt in die uitspraak. In onderzoeken rond vrijwillige sterilisatie worden beide uitspraken echter als ‘wel spijt’ aangevinkt. Dat schept een vertekend beeld, omdat veel minder vrouwen daadwerkelijk ‘spijt’ ervaren na sterilisatie. Wel lijkt spijt-aversie vooral te gaan over de angst om iets te missen. Dit blijkt een grotere drijfveer om te handelen dan de angst om kinderen te hebben en daar later spijt van te krijgen – niemand wil z’n kinderen terugdraaien.

Je wijst erop dat het behoeden voor spijt in gesprekken over vasectomie (sterilisatie bij mannen) een minder grote rol speelt. Waar het oordeel van een man resulteert in handelingen, leidt het oordeel van een vrouw tot discussies en overleg. Deze dynamiek ervaren vrouwen ook elders impliciet en expliciet, bijvoorbeeld op de werkvloer. Is dat bevoogdende denken van de gynaecoloog gewoon een vorm van paternalisme en eerder geworteld in marginalisatie dan in spijt-aversie?

Het wordt veel relevanter bij de kindervraag dan op het werk. We leven in een natalistische maatschappij, waaraan het idee van de geboren moeder en de potentiële vader ten grondslag ligt. De man wordt gezien als autonoom wezen, en met name de witte vrouw als wezen dat beschermd moet worden. Ook tegen zichzelf, zeker als het om het moederschap gaat. Het zorgt echter wel voor een zwaarte, die op de werkvloer en bij andere keuzes minder weegt, en die wordt versterkt door de heersende ideeën over wat het betekent om een kinderloze vrouw te zijn. Met de beste bedoelingen wil de gynaecoloog zijn patiënt voor spijt behoeden. Uiteraard spelen daarnaast politieke motieven voor natalisme een rol, aangezien de bescherming van het moederschap ook de volgende generatie arbeiders en verzorgers veiligstelt. Ook de samenleving wil meebeslissen over welke mensen we toevertrouwen kinderen te krijgen en tegen welke we beschermd moeten worden. Bij rechtspopulisten uit zich dat in spreuken als ‘nieuwkomers maken we zelf’.

Dat is een krachtig statement: de vruchtbaarheid van een vrouw als politiek instrument en gemeenschappelijk goed.

In het boek onderbouw ik dit aan hand van uitgebreide voorbeelden. Die tonen aan dat er meer wordt ingezet op kinderen krijgen wanneer de volgende generatie een toevoeging is aan het kapitalistisch systeem, dan wanneer er politieke opstanden zijn. Wat ook duidelijk naar voren komt, is dat er bij zwarte vrouwen altijd al meer ingezet werd en wordt op abortussen en sterilisatie. In ons land klinkt de politieke lading door in het begrip ‘vergrijzing’. Dit taalgebruik veronderstelt hoezeer we een volgende generatie nodig hebben.

Na het lezen van jouw boek voelt vruchtbaarheid als een stil taboe dat onderhuids drukt. In Nederland zweren we openlijk bij ‘baas in eigen buik’ maar achter de schermen van de medische wereld en in de wetgeving schuilt een andere machtsverhouding. We veroordelen het verbod op abortus, anticonceptie en gedwongen sterilisatie elders, maar als hier een vrouw haar eileiders wil laten doorsnijden, mogen artsen dat weigeren. Waarom zo dubbel?

Vruchtbaarheid is een beladen thema, omdat het zo vaak als onderdrukking, inbreuk in je persoonlijke vrijheid, in je persoonlijke keuzes wordt ervaren als die keuze aan een ander – een medische of overheidsinstantie – wordt overgelaten. Je kunt hierin enorme misstappen begaan. Zo werden in het kader van eugenetica in de VS meisjes als zwakzinnig weggezet en onder dwang gesteriliseerd. Of kijk naar de eenkindpolitiek in China en de financiële ondersteuning vanuit de VS naar India om vasectomie te bevorderen. De geschiedenis leert ons dat we niet goed zijn in het nemen van die beslissingen voor anderen.

Ook niet als het gaat om het afremmen van de globale bevolkingsgroei? Als we kijken naar de draagkracht van de aarde, dan zijn demografen verdeeld over de vraag of vrijwillige beperking van het kindertal een effectief en gepast beleidsinstrument zou zijn, terwijl prominente biologen en ecologen zich juist hiervoor uitspreken. Er wordt over gedebatteerd. Toch wagen onze politici zich nauwelijks aan dit thema. Waarom niet?

Wanneer bijvoorbeeld politici de vraag stellen: waarom niet? zullen ze meteen de vraag moeten stellen: hoe dan wel? Daarin speelt ‘wie’ een hoofdrol: wie gaan zij aansporen om wel of geen kinderen te krijgen? Daarnaast is de vraag naar een duurzame wereldbevolking tweeledig, want is het probleem overpopulatie of overconsumptie? Neemt iedereen wat hij nodig heeft, of nemen sommige mensen meer? Bij overconsumptie moeten we de hand in eigen boezem steken. Als in dit geval vrijwillige beperking wordt overwogen als beleidsoptie, zouden vooral Westerse mensen hiermee geconfronteerd worden, en dat ligt gevoelig.

In de schaduw van die politieke beladenheid gedijt de illegaliteit. Vrijgevochten ga je hierop in en belicht je zowel de voor- als de nadelen van onwetmatige praktijken, die soms ontstaan uit goede intenties en een wens naar meer rechtvaardigheid en maatschappelijke verandering.

Het onderzoek naar sterilisatie leidde vanzelf naar de illegaliteit: in de illegale abortuspraktijken in de VS ligt een spanning tussen wetmatig en rechtvaardig. Er zijn illegale praktijken die levens redden. Die niche vind ik interessant, want we mogen wel wat kritischer nadenken over wat het betekent om goed te handelen en om daarvoor wetten te breken. Wat zijn de voorwaarden voor goed illegaal handelen? Welke kennis heb je daarvoor nodig? Kunnen legaal handelende mensen illegale systemen ondersteunen die misschien nodig zijn om wetten te omzeilen? Die vragen inspireren mij tot een volgend onderzoek.

Hoe leg je ‘goed’ in deze context uit?

Goedbedoeld. De extreme dichotomie is een interessant startpunt. Illegaliteit trekt meestal mensen aan met slechte intenties. Gedreven door geld dat de extra risico’s met zich meebrengt, maken ze misbruik van het leed van anderen. Er zijn echter ook genoeg mensen die de illegaliteit ingaan om juist deze mensen te helpen en iets te veranderen aan het systeem. Ik ga goed niet meteen afbakenen, dat is een onderzoek op zich.

Zou je, achteraf gezien, nog iets anders hebben gedaan met het thema sterilisatie?

Het is een heel identitair onderwerp. Ik ben voor sommige mensen sinds het schrijven van dit boek opeens de vrouw die geen kinderen wil. Alsof dat bepalend voor mij is, terwijl ik juist overal deurtjes op een kier laat staan. Ik denk dat dit heel veel zegt over hoe belangrijk wij dit thema vinden, dat ik er bijna door gedefinieerd en afgebakend word als persoon. Dat is iets waar ik meer aandacht aan zou besteden. Dit identitaire aspect dat wij aan ouderschap koppelen zou een mooi sluitstuk zijn geweest, omdat het ons helpt om na te denken over wie we willen zijn, in welke termen we nadenken over wie we willen zijn, en wie degene is die meebeslist over wie we willen zijn.

Suzanne Roes, De politiek van vruchtbaarheid. Een filosofie van sterilistatie, Leusden: ISVW Uitgevers 2024

Dit artikel is verschenen in iFilosofie #77. Klik hier voor de volledige editie.

Winkelwagen
Scroll naar boven