Pornografie voor de kunstconnaisseurs

Dit artikel is verschenen in iFilosofie #66. Klik hier voor de volledige editie.

Zijn kunst en pornografie verenigbaar? Onder de conservatieven in de kunstfilosofische traditie is het antwoord nee. Pornografie zou te basaal, te oncreatief en moreel gebrekkig zijn. Petra Van Brabandt en Hans Maes delen een andere mening in Kunst of pornografie?: er bestaat zoiets als pornografische kunst. Maar wanneer is iets eigenlijk pornografie? Is dat wel zo makkelijk te definiëren?

Tekst: Gert Jan Roskammer

Een kwestie van criteria

Om de vraag ‘Is dit kunst of is het pornografie?’ te kunnen beantwoorden moeten we eerst een aantal criteria vaststellen. Dat doen Van Brabandt en Maes aan de hand van filosofen die pornografie uit het domein van de kunst willen weren. Ze ontdekken in de kunstfilosofische mijmeringen van onder meer Roger Scruton, Jerrold Levinson en George Steiner de criteria van wat kunst wél is en kan doen, en wat pornografie absoluut níet is en nooit kan worden.

Kunst zou bijvoorbeeld altijd suggestief zijn en pornografie zou enkel onthullen. Kunstenaars proberen niets voor te kauwen, terwijl het tegenovergestelde waar is bij pornografie. Kunst zou altijd complex zijn, pornografie steeds simpel. Pornografen hebben daarnaast als doel om één oeremotie op te wekken, terwijl echte kunstenaars nooit aan onze lustgevoelens zouden appelleren.

Het rapport van de door Van Brabandt en Maes geciteerde kunstcritici is: kunst en pornografie moeten we te allen tijde van elkaar scheiden. Er is geen midden: wat we zien is of kunst of pornografie. Die twee zijn per definitie onverenigbaar.

Kunst én pornografie

Van Brabandt en Maes laten al gauw merken dat ze het oneens zijn met de conservatieve kunstfilosofen. Een harde scheiding tussen kunst en pornografie betekent dat er absoluut geen tussenruimte is, terwijl deze overduidelijk bestaat. Van Brabandt en Maes gebruiken hun boek om de scheiding tussen kunst en pornografie tegen te spreken, met wisselend succes.

Het succesvolste argument van Van Brabandt en Maes is dat er genoeg kunstwerken bestaan die behoren tot de westerse kunsttraditie en die pornografischer zijn dan ze lijken. Neem het werk Susanna en de ouderlingen van Tintoretto. In dit schilderij zien we een zich ontkledende vrouw die naar een spiegel kijkt. Haar rondingen zijn geaccentueerd en de lichtval in het schilderij dwingt ons om haar alle aandacht te geven. In de donkere hoeken van het schilderij zien we twee mannen die de onwetende vrouw begluren.

Dit werk laat zien waarom een hard onderscheid tussen kunst en pornografie zo moeilijk is. Het begluren van een naakte vrouw is nauwelijks moreel wenselijk – wat voor de conservatieve kunstfilosoof juist van groot belang is – en toch gluren we mee met de mannetjes. Het kunstwerk laat weinig aan de verbeelding over. In de context van de tijd, midden zestiende eeuw, was het kunstwerk ook dermate onthullend dat het seksueel opwindend was. Toch beschouwen de kunstfilosofen die Van Brabandt en Maes aanhalen een werk als Susanna en de ouderlingen niet als pornografisch en maken ze van Tintoretto geen pornograaf, terwijl zijn werk voldoet aan behoorlijk wat criteria die ook voor pornografie gelden.

Pornografische kunst

Wat doen we met een kunstwerk dat pornografische elementen heeft? Van Brabandt en Maes lossen het probleem op door pornografie een plek te geven binnen de kunst. Om kunst en pornografie voortaan te kunnen verenigen introduceren de auteurs een subcategorie: pornografische kunst. Het is een kunstvorm waarin kunstzinnige elementen, zoals esthetiek, verhaal en vorm een rol spelen, en waarvan het doel pornografisch is: seksuele opwinding.

Pornografische kunst heeft niet de simpliciteit van ‘mainstreampornografie’. Mainstreampornografie gaat voor relatief weinig geld de wereld in, is voor evenveel geld tot gratis op het internet te vinden en de creativiteit spat niet bepaald van het scherm. In de kritieken van de kunstfilosofen die de auteurs bespreken lijkt deze vorm van pornografie de enige te zijn. Mainstreampornografie is wellicht de meerderheid van wat er op de markt te vinden is, maar we kunnen wederom een tussenruimte opzoeken.

Van Brabandt en Maes noemen bijvoorbeeld Japanse Pink-films als A Woman Called Sada Abe (Noboru Tanaka). Deze films zijn seksueel expliciet en waren oorspronkelijk zelfs bedoeld als pornografie. Toch hebben ze genoeg artistieke kwaliteit om een opwaardering te krijgen bij kunstconnaisseurs en worden ze veelvuldig gedraaid in filmtheaters. Ook attenderen Van Brabandt en Maes ons op feministische en queer pornografie. De focus ligt in deze genres niet alleen op seksuele opwinding, al hebben ze opwinding wel als doel. De kunstenaars/pornografen maken gebruik van onconventionele verhaallijnen, contexten en materialen: je krijgt meer te zien dan alleen seks. Veel werken van deze genres belanden in musea ondanks hun seksuele aantrekkingskracht.

Het intentieprobleem

Helaas zijn de auteurs niet altijd overtuigend in het bestempelen van iets als pornografische kunst. Van Brabandt en Maes gebruiken voor hun argument namelijk intentie: iets is pornografie als de kunstenaar/pornograaf de intentie heeft om het publiek seksueel op te winden.

Het moment dat het woord intentie valt, haal ik mijn wenkbrauwen op. Wanneer we spreken over de intentie van een kunstenaar, gissen we over een moment in het verleden. We weten simpelweg niet altijd wat de intentie van de auteur was. We kunnen het, zoals de auteurs terecht aangeven, wellicht hebben over de context van een kunstwerk: wat waren de artistieke conventies? Wat is de sociale context? Deze vragen kunnen we onderzoeken naar aanleiding van een kunstwerk. De intentie van een individuele kunstenaar an sich blijft echter moeilijk te ontdekken.

Van Brabandt en Maes bestempelen bijvoorbeeld de niet-gesimuleerde seksscènes in Lars von Triers The Idiots niet als pornografie, terwijl Von Triers intentie toch zeker opwinding zou kunnen zijn. We kunnen de seksuele handelingen en de context waarin ze plaatsvinden niet aantrekkelijk vinden. We kunnen ook kijken naar de plaatsing van de scène in de rest van de film en de context van het werk bestuderen. Maar als het gaat om intentie, kan de niet-gesimuleerde seks in Von Triers films nog altijd pornografisch zijn: wij kennen de intentie niet; dat wij niet opgewonden zijn, betekent nog niet dat de intentie er niet was.

Hetzelfde geldt ook voor kunst die de auteurs wel als pornografisch bestempelen. Zo noemen de auteurs bijvoorbeeld Mieke Maaike’s obscene jeugd van Louis Paul Boon pornografische kunst, terwijl de intentie enkel provocatie had kunnen zijn. Ook noemen ze Interior Scroll van Caroline Schneemann een werk met pornografische elementen, terwijl het oplezen van tekst op een boekrol die de kunstenaar al lezende vanuit haar vagina omhoogtrekt mijns inziens eerder een politiek statement is dan iets dat tot opwinding moet leiden. Deze werken hoeven niet pornografisch te zijn bedoeld, al kunnen we dat zo wel opvatten.

Als het onderscheid tussen kunst en porno vooral ligt in de artistieke of pornografische intentie, dan moet de aanschouwer oordelen of iets als pornografie is bedoeld. Dat probleem erkennen de auteurs: zij wijzen ons er bijvoorbeeld op dat obsceniteitswetten vaak gebaseerd zijn op de ‘gemiddelde mens’; zou die iets als obsceen, pornografisch en onzedelijk beschouwen? Wie is deze ‘gemiddelde’ persoon? Bestaat deze persoon überhaupt, en is het niet oneerlijk om ons op een hypothetisch oordeel te baseren? Datzelfde probleem schuilt achter het zoeken van de intentie van de kunstenaar/pornograaf. De vraag of iets pornografisch is of niet, blijft liggen bij het publiek. En misschien is dat ook juist de bedoeling.

Conclusie

Kunst of pornografie? biedt een goede inleiding in het argument tegen de tweesplitsing van kunst en pornografie. Het boek biedt een duidelijk overzicht van een kunstfilosofisch argument tegen de inclusie van pornografie in kunst. Ook bieden Van Brabandt en Maes een mooi overzicht van kunst en literatuur die we kunnen bekijken en lezen om zelf verder op onderzoek uit te gaan.

Het boek had echter aan kracht kunnen winnen door pornografische kunst duidelijker te definiëren en de intentie van de kunstenaar/pornograaf daarbij niet te centraal te zetten. Een sterkere definitie van pornografische kunst had het boek en het argument goed gedaan. Pornografie is net als de menselijke seksuele ervaring te complex om van één onderscheidende factor afhankelijk te zijn.

Petra Van Brabandt en Hans Maes, Kunst of pornografie? Een filosofische verkenning. Antwerpen: ASP, 2020.

Winkelwagen
Scroll naar boven