De strijd om het nieuwe paradigma | Recensie Bernardo Kastrup en Graham Harman

Het materialistische verklaringsmodel van het bewustzijn is passé. Verschillende nieuwe voorstellen strijden inmiddels om de kroon. De Braziliaans-Nederlandse filosoof Bernardo Kastrup ziet de wereld als een droom in het bewustzijn. De Amerikaanse filosoof Graham Harman stelt daarentegen dat bewustzijn bestaat uit een speciaal object in de wereld. Welk voorstel is het meest kansrijk?

Door Arthur Veenstra

Vanaf de jaren vijftig was het materialisme het grote achtergrondverhaal in de wetenschap en de filosofie. Ook ons bewustzijn werd beschouwd als een natuurlijk verschijnsel dat volledig verklaard kon worden op basis van neurologische activiteit in de hersenen. Sinds de jaren negentig is het materialistische tij echter gekeerd. De filosoof David Chalmers wees er in The Conscious Mind (1996) op dat computers en hersenen onmogelijk ervaringen kunnen hebben zoals licht, geluid, gevoelens. Nergens in de hersenen bevindt zich een ervaring van de kleur rood, een geluid, of een gevoel zoals pijn. De hersenen bestaan immers uit stille, donkere, gevoelloze neuronen. Dit werd bekend als het ‘harde probleem’ van het bewustzijn. De lijst met onoplosbare problemen van het materialisme groeide vervolgens gestaag. Inmiddels concluderen steeds meer filosofen dat het bewustzijn iets immaterieels is. Zelfs Christof Koch, een vooraanstaande neurowetenschapper, schrijft in Then I am Myself the World (2024) dat het bewustzijn niet reduceerbaar is tot materie. Het materialisme blijkt ons toch niet het verhaal te vertellen van ‘alles wat er is’. Dit heeft een spannende zoektocht ingeluid naar een nieuw groot verhaal. De werken van de bewustzijnsfilosofen Bernardo Kastrup en Graham Harman kun je in deze context lezen. Kastrup en Harman combineren allebei felle kritiek op het materialisme met een nieuw verhaal over de aard van de werkelijkheid en de plek van ons bewustzijn daarin.

De werkelijkheid als gedeelde droom

In zijn boek Waarom mythen geen onzin zijn (2024) beargumenteert Kastrup dat we de werkelijkheid moeten gaan begrijpen als een gedeeld mentaal verschijnsel: een droom. Dit voorstel is een vorm van filosofisch idealisme: de overtuiging dat de werkelijkheid geheel bestaat in het bewustzijn en als inhoud van het bewustzijn. Dit lijkt op het eerste gezicht een ‘new age’-achtig idee en Kastrup gaat die connotaties niet uit de weg. Integendeel. Hij bespreekt bijvoorbeeld de mythe van de Arandan – een Australisch Aboriginal volk – die geloven dat Karora, de schepper, het bestaan van de wereld droomde in zijn slaap. Kastrup legt uit dat een dergelijke mythe een verhaal is dat de mens projecteert op zijn ervaringswerkelijkheid.

Kastrup gebruikt de argumentatie van Descartes om dit te onderbouwen. Descartes stelde vast dat wij alleen maar directe toegang hebben tot de mentale indrukken en ervaringen die zich in ons bewustzijn bevinden. Wij hebben geen directe toegang tot de externe wereld buiten ons bewustzijn. Om dit te illustreren stelde Descartes in een van zijn beroemde ‘meditaties’ dat hij zou kunnen dromen dat hij wakker is en van alles ervaart. Je kunt er wel op wijzen dat wij lichamen hebben, dat die lichamen hersenen hebben en zo verder, maar dat is niet genoeg. Het is immers ook mogelijk dat het dagelijks leven bestaat uit een zeer langdurige, stabiele droom waarin droommensen rondlopen die onze droomhersenen bestuderen en die droomoperaties uitvoeren. Kastrup gebruikt Descartes’ argument om duidelijk te maken dat het bestaan van de externe materiële wereld geen feit is, maar een interpretatie van onze ervaringswerkelijkheid. Vervolgens stelt hij voor om het verhaal van het materialisme te vervangen door het verhaal van de Arandan: de werkelijkheid als gedeelde droom.

Esoterisch verhaal of nieuw paradigma?

Het grappige is dat het wetenschappelijke wereldbeeld van de moderne natuurkunde momenteel steeds verder opschuift in de richting van Kastrups analyse. Zo werd de Nobelprijs voor natuurkunde in 2022 uitgereikt aan een bewijs dat Einsteins interpretatie van de kwantummechanica uitsloot – de zogenaamde ‘hidden variables’-interpretatie. Einstein was een ‘realist’. Volgens hem bestonden de materiële wereld en haar eigenschappen onafhankelijk van het bewustzijn. Nobelprijswinnaars Alain Aspect, John Clauser en Anton Zeilinger toonden echter definitief aan dat materiële deeltjes hun eigenschappen krijgen als gevolg van de meting of observatie zelf. Dit is een vorm van idealisme: die eigenschappen bestaan niet op zichzelf, onafhankelijk van onze waarneming of meting van die eigenschappen. Natuurkundigen zijn nu expliciet de theorie van Eugene Wigner aan het bestuderen als vruchtbaar nieuw interpretatiemodel voor de werkelijkheid. In de YouTubevideo ‘The End Of Physics As We Know It?’ bespreken drie prijswinnende natuurkundigen wat de implicaties zijn van Wigners model voor de status van het bewustzijn. Het oude beeld was dat de Big Bang het ontstaan van de sterrenstelsels en planeten veroorzaakte, met het bewustzijn als eindproduct van die miljarden jaren durende causale keten. De natuurkundigen in de video leggen uit dat Wigners theorie dit oude beeld vrijwel op zijn kop zet. Heel simpel: bewustzijn is niet het resultaat van de materie, materie is het resultaat van een observerend bewustzijn. Het is nog te vroeg om te bepalen of Wigners theorie het nieuwe natuurkundige model wordt, maar de natuurkunde beweegt hoe dan ook in de richting van Kastrups idealistische wereldbeeld. Kastrup en zijn filosofie zijn dan ook expliciet onderdeel van de natuurkundige discussie over het nieuwe wereldbeeld.

De mens als onkenbaar object

Graham Harman lijkt in zijn boek Objectgeoriënteerde Ontologie (2024) precies het tegenovergestelde voorstel te doen van Kastrup. Harman waarschuwt voor ‘het gevaar van idealisme’. In zijn optiek leidt het idealisme namelijk tot een gevaarlijk ‘post-truth’-tijdperk waarin objectieve feiten zijn vervangen door emoties en meningen. Zijn remedie voor dat gevaar is het realisme: de overtuiging ‘dat de externe wereld onafhankelijk van de menselijke gewaarwording bestaat’. Een kernpunt van zijn filosofie is verder ‘dat niet-menselijke entiteiten filosofisch op precies dezelfde wijze behandeld moeten worden als menselijke entiteiten’. We moeten onszelf dus begrijpen als een object in de externe wereld tussen alle andere objecten. Dit klinkt als een nieuw, verrijkt materialisme, maar die schijn bedriegt.

Harman bespreekt in een apart hoofdstuk uitgebreid waarom het materialisme volledig onhoudbaar is. Met zijn uitspraken in de inleiding over het bestaan van de ‘externe wereld’ en de mens als ‘object’ heeft Harman de lezer op het verkeerde been gezet. Harman legt namelijk uit dat hij een Kantiaans wereldbeeld heeft. Om dit te onderbouwen gebruikt Harman hetzelfde Cartesiaanse argument als Kastrup: het centrale principe is volgens Harman ‘de onttrekking aan directe toegang tot de realiteit’. We hebben nu eenmaal geen directe toegang tot de wereld buiten onze ervaringen. Maar Harman maakt vervolgens een andere keuze dan Kastrup. Harman claimt in lijn met Kant dat de wereld buiten onze waarneming bestaat uit een onkenbare, niet-ruimtelijke en niet-temporele wereld. Harman is dan ook net als Kant een idealist ten aanzien van de fysieke wereld: de fysieke wereld en alle ‘sensibele objecten’ bestaan alleen als een fenomeen in ons bewustzijn. Tegelijkertijd kan Harman claimen een realist te zijn: de fysieke wereld is met haar ‘sensibele objecten’ immers een representatie van de onkenbare objecten die zelfstandig bestaan in die onkenbare wereld buiten het bewustzijn. In die zin is de mens een ‘reëel object’ tussen alle andere niet-menselijke objecten. Net als alle andere objecten is de mens ook een onkenbare, niet-fysieke Kantiaanse entiteit.

Harman gebruikt de rijke conceptuele gereedschapskist van Kant om een filosofie te ontwikkelen die op een genuanceerde wijze ruimte kan geven aan de objecten van kunst, cultuur, architectuur en de poëzie. Hij bespreekt onder meer de esthetische ervaring van een schilderij. Een schilderij als fysiek object bestaat alleen maar uit een rechthoek met wat verfpatronen. Wij zien echter geen betekenisloos fysiek object, maar een betekenisvol esthetisch object. Een ander voorbeeld is de poëtische metafoor waarin de vorm van een cipresboom wordt gekoppeld aan een vlam: ‘Een cipres is als de geest van een dode vlam’. Harman legt genuanceerd uit hoe wij als waarnemers de diepere, ‘noumenale’ aspecten van objecten kunnen ontsluiten door dergelijke metaforen. Zijn gedachtegoed wordt dan ook met name enthousiast ontvangen in de geestes- en cultuurwetenschappen.

Conclusie: Kastrup vs. Harman

Kastrup vertelt ogenschijnlijk een exotisch verhaal, maar juist de harde natuurwetenschap beweegt nadrukkelijk in zijn richting. Harman lijkt af te koersen op een verrijkt materialisme, terwijl hij juist de ongrijpbare objecten van de geesteswetenschappen goed beschrijft. De natuurkundigen worden echter veelal gezien als de autoriteit omtrent de aard van de werkelijkheid. En aangezien de natuurkunde opschuift naar een meer idealistisch wereldbeeld, lijkt Kastrups filosofie op dit moment de koploper in de strijd om de titel ‘het nieuwe paradigma’.

Bernardo Kastrup. Waarom mythen geen onzin zijn. Een plausibele levendige bevestiging van transcendentie. Vertaald door Justes Kramer Schippers. Amsterdam: Samsara, 2024.

Graham Harman. Objectgeoriënteerde ontologie. Een nieuwe theorie van alles. Vertaald door Niels Hexspoor en Michiel Poorthuis. Amsterdam: Boom, 2024.

Dit artikel is verschenen in iFilosofie #80. Klik hier voor de volledige editie.

Winkelwagen
Scroll naar boven