Dit artikel is verschenen in iFilosofie #64. Klik hier voor de volledige editie.
Bij velen roept de naam van de filosofe en politiek activiste Angela Davis herinneringen op aan de roerige tijd van rassendiscriminatie uit de jaren zeventig van de vorige eeuw. Onlangs verscheen bij de Antwerpse uitgeverij EPO een vertaling van haar uit die tijd daterende Een autobiografie. Het roept de vraag op welke zeggingskracht het boek heeft in een tijd waarin the great replacement theory, de angst dat de zwarte bevolking de witte gaat overvleugelen, nog steeds aanhangers heeft.
Tekst: Wil Heeffer
Angela Davis is geboren in 1944 en werd vooral bekend door haar betrokkenheid bij de achterstelling van de zwarte bevolking in de Verenigde Staten van Amerika. Haar Autobiografie, die al op jonge leeftijd werd gepubliceerd, gaat vooral over de periode van haar hechtenis in afwachting van het proces op de aanklacht dat zij betrokken zou zijn geweest bij de revolte van de zogenaamde Soledad Brothers. Dat waren drie zwarte Amerikanen die werden beschuldigd van moord op een witte bewaker in januari 1970. Angela Davis zou wapens hebben geleverd waarmee na een ontsnapping en gijzeling een van de rechters in die zaak werd gedood. Daarnaast gaat haar autobiografie over haar jeugd, over de achterstelling en de kansenongelijkheid van de zwarte bevolking in het Zuiden van de Verenigde Staten. Het boek geeft bovendien een inkijk in de manier waarop de rechtspraak in de Verenigde Staten verloopt en in de behandeling van vrouwen die op hun berechting wachten.
Startkapitaal
Veel in je leven wordt bepaald door zowel de plek waar je ter wereld komt als door de kleur huid die je erft. Welke kansen krijgt iemand die voor nog geen dubbeltje geboren wordt? Davis schrijft daarover vanuit eigen ervaring. En nog altijd is er niet veel veranderd voor mensen die moeten zien te overleven in een wereld vol geweld en uitsluiting. Of zoals het in de vertaling van haar boek luidt: ‘De dingen die ik in de eerste klas leerde, waren veel fundamenteler dan de leerstof. Ik leerde dat honger geen recht geeft op een goede maaltijd, dat koude geen recht geeft op warme kleren en ziekte geen recht geeft op medische zorg… Het was pijnlijk voor me om enkelen van mijn beste vriendinnen buiten de refter te zien wachten terwijl ze zwijgend toekeken hoe de andere kinderen aten.’
Zich inzetten voor gelijkwaardigheid en menswaardigheid kenmerkt in feite Angela’s hele leven. Een leven dat begon in een zwarte buurt in Birmingham, Alabama, waar een bomaanslag op het huis van haar zwart Amerikaanse buren haar deed ervaren wat geweld, angst en repressie met mensen doet. Vanwege die bomaanslagen werd de wijk waarin zij opgroeide Dynamite Hill genoemd. Davis had mee dat haar doorzettingsvermogen leidde tot een academische filosofieopleiding in binnen- en buitenland. Vooral haar vriendschap met Herbert Marcuse en zijn vrouw zouden van grote betekenis voor haar zijn. Daarnaast had een studiereis naar Cuba en haar bewondering voor Fidel Castro, die haar tijdens haar gevangenschap bleef steunen, een bezielende invloed. Angela Davis werd als staatsgevaarlijke ‘communiste’ en vrijheidsstrijder een publieksfiguur die veel commotie en emotie in binnen- en buitenland opriep. Het was de tijd van studentenrevoltes en wereldwijde demonstraties tegen onrecht en autoritaire bejegening, die vandaag de dag weerklank vinden in actiegroepen zoals de Black Lives Matter-beweging.
Passé of actueel
Dat dev Verenigde Staten nog altijd een Dynamite Hill is, blijkt uit de voortdurende racistische aanslagen in een land waarin bij de inauguratie van Biden tot president nog het hoopvolle gedicht The Hill We Climb van Amanda Gorman klonk: ‘When day comes we ask ourselves, / where can we find light in this never-ending shade? […] what just is / Isn’t always just-ice. And yet the dawn is ours…’ Wat dat betreft legt Een autobiografie de vinger nog altijd op de zere plek.
Er is alleen een probleem met dit boek. De eerste Engelse uitgave verscheen in 1974. Angela Davis was toen dertig jaar. Er verschenen daarna nog twee edities: in 1988 en in 2021. En nu dan deze Nederlandse editie van een wel erg dik en met namen doorspekt jeugdwerk dat 420 pagina’s telt. Volgens mij is dat te veel van het goede.
Zeker is Een autobiografie bij vlagen nog altijd vlammend en zijn de nieuwe voorwoorden van latere herdrukken op hun plaats om de zeggingskracht te activeren. En dan bedoel ik fragmenten zoals: ‘Zeven is de leeftijd waarop de meeste jongens met felrode plastic waterpistolen spelen. Maar op zijn zevende wist Jon (De zeventienjarige Jonathan Jackson probeerde de Soledad Brothers te bevrijden en vond de dood, W.H.) dat pistolen groot en grijs waren en dat wanneer ze uit de holster van een gevangenisbewaarder werden getrokken en de trekker werd overgehaald, ze geen straaltje water uitstootten. Geweren schoten kogels af die stromen bloed en dood voortbrachten. Dood. Vanaf zijn zevende zag Jonathan zijn broer George alleen tijdens gevangenisbezoeken. Hij zag zijn broer leven met de realiteit van de dood, elke dag, elk uur, elk moment.’
Voor wie nog eens een terugblik op het verleden wil koppelen aan gebeurtenissen van vandaag, geeft het boek ruim baan aan de frustrerende verzuchting: zal er dan nooit iets veranderen? Het is aan de lezer om daar een antwoord op te geven. Daartoe daagt het boek in ieder geval uit.