Oefenen in lenigheid | Recensie Lammert Kamphuis

Toen Lammert Kamphuis in zijn vriendenkring merkte dat de onverdraagzaamheid voor andersdenkenden toenam, besloot hij in actie te komen. Hij schreef een toegankelijk boek over ‘perspectivistische lenigheid’: het vermogen om door andere brillen naar een kwestie te kijken. En hij voegt er een mooie lijst ‘rekoefeningen’ aan toe.

Door Rogier van der Wal

Lammert Kamphuis is als filosoof heel succesvol, hij weet op heel uiteenlopende plekken deuren open te krijgen om met filosofie aan de slag te gaan. Toen hij in 2018 een eerste boek uitbracht, Filosofie voor een weergaloos leven, beleefde dat herdruk op herdruk. Daarna voelde hij vanwege het maatschappelijk klimaat de urgentie om met voorrang met dit actuele thema aan de slag te gaan. Het resultaat is weer een handzaam boek dat zijn weg naar het grote publiek weet te vinden. Het boek is doorspekt met voorbeelden, dus het leest lekker weg en al lezend zal je veel herkenbaars tegenkomen.

Kamphuis heeft een verleden binnen een reformatorische zuil. Zijn vader was nota bene hoogleraar dogmatiek aan de Theologische Universiteit in Kampen. De jonge Lammert is dus opgevoed met een sterk eigen gelijk. Toen hij ging studeren lag het erg voor de hand dat dat theologie werd. Maar het liep anders dan gepland: hij ging er filosofie bij doen en merkte daar dat niet elke vraag een antwoord hoefde te krijgen, en ook dat er soms meerdere valide antwoorden mogelijk waren. Daar zette de twijfel in, en uiteindelijk kostte hem dat zijn zekerheid en zijn geloof.

In zijn nieuwe boek beschrijft hij dat de prijs daarvoor best hoog was:

Ik verloor mijn baan, heel wat vriendschappen en werd in de ogen van velen het zwarte schaap van de familie. Maar desondanks voelde ik me opgewonden en vrij. Ik hoopte een wereld binnen te dansen vol kleuren en vele tinten grijs. Begrippen als tolerantie, vrijheid, twijfel, dialoog en voortschrijdend inzicht klonken mij als muziek in de oren. Maar nee, tot mijn schrik vind ik mezelf de laatste jaren terug in een samenleving die steeds meer gaat lijken op de kerk waarin ik opgroeide. We raken opgesloten in nieuwe zwart-witkamers.

Die schrik was de aanleiding voor dit nieuwe boek. Steeds vaker zien we per gespreksonderwerp een goed en een fout kamp en wij-zijdenken. En wie niet in die mal past, heeft het zwaar: in beide kampen heerst een soort kadaverdiscipline. Vandaar dat SIRE een ‘verlies elkaar niet’-campagne voert, dat de AIVD waarschuwt voor polarisatie en dat het SCP in zijn terugblik op de coronacrisis adviseerde om meer oog te hebben voor meerstemmigheid en anders om te gaan met kritische geluiden.

Tegelijk leert onderzoek dat de inhoudelijke meningsverschillen niet per se groter worden. Het gaat dus om onze omgang ermee, om wat Kamphuis ‘allodoxafobie’ noemt, de angst voor mensen met andere ideeën dan de jouwe. Van de weeromstuit gaan we dan krampachtig vasthouden aan ons eigen gelijk, als ‘copingmechanisme in vloeibare tijden’.

In sneltreinvaart schetst de auteur de geschiedenis van het zeker weten, en waarom we (en hijzelf ook) tegenwoordig worstelen met onze identiteit in een postmoderne wereld waarin alles mogelijk is, en bijna niets zeker. De geschiedenis bleek helemaal niet af  en bovendien komen we door de macht van de algoritmes zomaar in filterbubbels terecht waarin we haast zouden vergeten dat er andere meningen zijn – en de dopamine die je van adhesie en likes krijgt werkt zeer verslavend!

Bovendien is ons denken vrij lui uitgevallen en maakt het graag gebruik van allerlei vooroordelen. “We zien de dingen niet zoals ze zijn, maar zoals wíj zijn”, zei Anais Nin al. Kamphuis loopt in zijn boek een heel rijtje vooroordelen langs, om vervolgens zelf op te roepen tot bescheidenheid omdat we zo gemakkelijk verkeerd kunnen denken. Om dat te voorkomen reikt hij ons denktraining aan: een heel rijtje oefeningen in wat hij ‘perspectivische lenigheid’ noemt. Een uitspraak van de Nigeriaanse filosofe Sophie Oluwole is daarbij zijn motto: wijsheid is de mogelijkheid om iets op een andere manier te zien. Maar ook Hegel, Heraclitus en Popper worden als onderbouwing aangevoerd.

Het hele zesde hoofdstuk is gewijd aan oefeningen in lenigheid, waarbij steeds een filosoof of een stroming heel lichtjes als inspiratiebron wordt opgevoerd. Zo gaan we 180 graden draaien oefenen met de sceptici, scheiden we waarnemingen en interpretaties met de stoïcijnen en zoomen we uit met Spinoza, immers: vanuit het heelal bekeken zijn onze private irritaties maar ‘klein bier’. Alles durven bevragen, met aandacht kijken, andersdenkenden opzoeken en een goed gesprek voeren waarbij je doorvraagt en waar nodig aan begripsverheldering doet: Kamphuis put uit een rijk arsenaal. In een intermezzo laat hij bovendien zien dat hij zijn eigen lessen verstaat – al geeft hij eerlijk toe dat hij dat deel het lastigst vond om te schrijven – en voert vijf argumenten aan tegen perspectivistische lenigheid. Die zijn overigens best aardig en niet onwaar: zonder radicale standpunten verandert er nooit wat (een radicaliseringsexpert als Willemijn Verkoren mag daar ook graag op wijzen: kijk maar naar de slavernij en de vrouwenbeweging) en onverzettelijkheid heeft ook een aantrekkelijke kant.

Voor we als een soort toetje een lange lijst met concrete oefeningen meekrijgen, zowel individuele als gezamenlijke, behoedt de auteur ons nog voor de misvatting dat we nu nooit meer iets zouden mogen vinden. Hij wijst op het essentiële verschil tussen tolerantie en onverschilligheid en trekt de analogie met lenigheid – er staat nog wel degelijk iets op het spel. Maar om ons in dat spel optimaal te kunnen bewegen en gedragen geeft hij ons acht tips mee. Daar zitten een paar hele mooie, bruikbare tussen, zoals te leren ‘verveelzijdigen’: we denken vaak dat er maar twee opties zijn, maar meestal zijn er nog veel meer die we dan over het hoofd zouden zien. En door slimme vragen te stellen kun je een ander uitnodigen, misschien zelfs verleiden om anders te kijken. Dat blijkt veel effectiever qua strategie dan zenden of preken, wil je iemand van mening laten veranderen. Maak van degene met een ander standpunt geen karikatuur, maar laat hem of haar in zijn/haar waarde. En ga op zoek naar de wens en het onvervulde verlangen achter de kat of de sneer die de ander je toebijt.

Aan het slot worden we nadrukkelijk uitgenodigd om andersdenkenden op te zoeken en te ontmoeten, en uiteraard pleit Kamphuis ook voor filosofie op school. Hij concludeert dat wij mensen van nature empathisch zijn en sluit af met: “We worden milder tegenover elkaar als we beseffen dat we allemaal maar wat aanklooien.”

Hoe filosofisch is dit boek nu echt? Daar kun je verschillend naar kijken. Als je de les van dit boek ter harte neemt, kun je dat niet anders doen dan met een milde blik. Er zijn immers meerdere perspectieven mogelijk, niemand vraagt hierin om een dogmatisch standpunt. Nee, er worden filosofisch gezien geen bergen verzet in dit boek. Maar de oproep tot leniger denken is authentiek en mede gestoeld op eigen ervaringen van de auteur, en kan door veel filosofen onderschreven worden. De maatschappelijke urgentie ervan is onmiskenbaar. En het boek is toegankelijk geschreven, blijkt een grote groep mensen aan te spreken en hen op een laagdrempelige manier in contact te kunnen brengen met de filosofie, zoals ik zelf al meerdere keren heb kunnen vaststellen.

Lammert Kamphuis, Verslaafd aan ons eigen gelijk. Pleidooi voor perspectivistische lenigheid, Amsterdam: De Bezige Bij 2023

Dit artikel is verschenen in iFilosofie #77. Klik hier voor de volledige editie.

Winkelwagen
Scroll naar boven