De ontmoeting, een verwelkoming van het onvoorziene

Dit artikel is verschenen in iFilosofie #65. Klik hier voor de volledige editie.

In de ontmoeting met de ander worden we onszelf. Charles Pépin werkt deze gedachte uit in De ontmoeting. Een filosofie. Dit makkelijk weglezende werk is een lofzang op de ontmoeting. Er spreekt liefde uit, voor het leven, voor het menselijke en voor de ongrijpbare schoonheid van de werkelijke ontmoeting. Pépin werkt het thema uit in drie delen, waarin hij steeds rond het centrale thema cirkelt: we moeten openstaan voor ontmoetingen om onszelf te worden.

Tekst: Sanne Rombouts

In het alledaags gebruik verstaan we ontmoetingen meestal als het voor het eerst treffen van of kennismaken met een andere persoon. Charles Pépin hanteert echter een ander begrip, in navolging van Levinas. Ontmoetingen zijn een voortdurend herontdekken van de ander en gaan elke dag verder. Niet elke kennismaking is een echte ontmoeting: er moet iets geraakt worden. Dat we volgens Pépin niet alleen een ander mens, maar ook een kunstwerk kunnen ontmoeten, onderstreept dat idee.

Van Picasso tot Bowie
Het eerste deel van het boek beschrijft de tekenen van de ontmoeting. Het staat bol van de beschrijvingen van ontmoetingen, fictieve ontmoetingen uit literatuur en film en ontmoetingen uit de levens van denkers en kunstenaars, van Voltaire tot Boris Cyrulnik en van Picasso tot David Bowie. Er zijn wel acht hoofdstukken die elk een ander teken van de ontmoeting beschrijven. Keer op keer lezen we vanuit een iets ander perspectief ongeveer hetzelfde – hoe de ontmoeting met dat wat we zelf niet zijn ons verandert. In die schijnbare herhaling, die toch steeds weer wat verschilt, zit ook een kracht. De boodschap is helder en eenduidig: de ontmoeting raakt ons en heeft een blijvend effect op wie we zijn, hoe we de wereld zien, hoe we (moreel) handelen en wat we maken. Dat laatste blijkt bij de kunstenaars die Pépin beschrijft, wiens werk niet geweest zou zijn wat het was als een bepaalde ontmoeting niet had plaats gevonden.

Ook Pépins eigen ervaringen zijn onderwerp van reflectie. Hij beschrijft bijvoorbeeld hoe ontmoetingen stille transformaties kunnen zijn aan de hand van het effect dat het lezen van De vreemdeling van Camus op hemzelf had. Het veranderde hem niet van de ene op de andere dag, maar het lezen van Camus’ werk legde de basis voor een transformatieproces. Door de manier waarop Camus de zon in Algerije beschrijft, ging Pépin de zon geleidelijk zien als een bondgenoot tijdens moeilijke perioden, in plaats van als enkel een meteorologisch verschijnsel.

Handeling, beschikbaarheid en kwetsbaarheid
In het tweede deel werkt Pépin uit wat de ontmoeting mogelijk maakt. Dit deel lijkt het meest van Pépins eigen denken te bevatten en is daarmee ook het sterkste deel uit het boek. De drie voorwaarden voor ontmoeting zijn de handeling, de beschikbaarheid en de kwetsbaarheid. De ontmoeting vereist een bepaalde houding. Hier toont zich de dubbelzinnigheid van de maakbaarheid: wie wil ontmoeten moet handelen, de wereld ingaan, maar tegelijkertijd valt de ontmoeting niet te plannen of te controleren. Naast de handeling vereist de ontmoeting een houding van beschikbaarheid voor wat zich aandient. Pépin is zich bewust van de rol van het toeval in ontmoetingen, maar wil zich daar niet lijdzaam aan overgeven en komt, zoals hij keer op keer doet, tot een genuanceerde conclusie: we kunnen het onvoorziene verwelkomen. Daarbij moeten we, ten slotte, bereid zijn om onze sociale rol los te laten, om onze kwetsbaarheid te tonen. Deze derde voorwaarde lijkt vooral een verdieping van de beschikbaarheid. Ons sociale masker isoleert ons, als we dat laten vallen wordt werkelijke ontmoeting mogelijk.

Opmerkelijk is de plaats die internetdating krijgt in de beschrijvingen van Pépin. Hij noemt datingsites ‘een goede oefening om je open te stellen voor de ander en je door het toeval te laten leiden en verrassen’. Dat is ander gedrag dan waar websites met algoritmes ons toe verleiden. Het idee van maakbaarheid en het volledig uitsluiten van toeval ligt daarbij op de loer. Pépin roept op om, zonder de technologie volledig te verwerpen, een andere houding aan te nemen in onze omgang ermee.

Een voortdurend anders-zijn
In deel drie, tot slot, lezen we verschillende perspectieven op de ontmoeting, vanuit de antropologie, het existentialisme, religie, psychoanalyse en dialectiek. Een onderbouwing waarom juist deze invalshoeken gekozen zijn ontbreekt, waardoor het tamelijk willekeurig en met name twintigste-eeuws, westers en continentaal – lijkt. Pépin is een Franse filosoof en de Franse invloeden zijn, naast die van Hegel, duidelijk in zijn denken. Hij heeft zich sterk laten beïnvloeden door Sartres existentialisme, maar ook door religieus denken zoals dat van Emmanuel Carrère.

In het allerlaatste hoofdstuk, waarin Pépin de visie van François Jullien bestrijdt, wordt het boek ineens argumentatief. Volgens Jullien is de westerse filosofie te veel gericht op het ‘worden tot persoon’, waarbij de ontmoeting dienstbaar is aan de relatie. We zouden dan verzuimen de ander in zijn anders-zijn te blijven zien. Pépin bestrijdt dat en stelt dat het anders-zijn in liefdes en vriendschappen blijft voortduren. Hij voegt daarbij de visie van Jullien en een hegeliaanse kijk samen: de ander ontglipt me én is een mogelijkheid om me te ontwikkelen. Dit verenigen van standpunten is mooi, maar zoals vaker geldt voor Pépins stellingen, niet bijster nieuw.

Een centrale plaats in het werkelijke leven
Pépin stelt dat de ontmoeting een centrale plaats vervult in wat hij ‘het werkelijke leven’ noemt. Een pleidooi vóór de ontmoeting is eveneens een pleidooi voor het besef dat we in ons bestaan afhankelijk zijn van anderen en daarmee tegen het doorgeslagen hedendaags ideaal van autonomie. Pépins denken over de ontmoeting sluit nauw aan op de filosofie van de Ander. De invloed van Levinas is duidelijk zichtbaar. Pépin benadrukt het belang van het behouden van het verschil met de ander: we moeten niet willen versmelten maar nieuwsgierig blijven naar de ander.

Ook met de filosofie van de vriendschap zijn vele raakvlakken. Bij de filosofie van de vriendschap is het steeds de vraag of deze een beschrijving van een ideaal beoogt dat niet werkelijk bestaat, zoals het aan Aristoteles toegeschreven citaat ‘O vrienden, er zijn geen vrienden’ doet vermoeden. Met de beschrijvingen van ontmoetingen lijkt dat probleem op het eerste gezicht minder groot en dat komt ook doordat Pépin zich niet op een definitie richt. Door het voetstuk waarop hij de ontmoeting plaatst ligt idealisering echter toch nog op de loer.

Caleidoscopisch beeld
Pépin schrijft duidelijk vanuit een bepaalde visie. Zijn vertrekpunt is geen vraag, maar een overtuiging: dat de ontmoeting van wezenlijk belang is voor ons leven. Hij schrijft – met andere woorden – meer wetend dan onderzoekend en stelt zijn overtuiging niet in vraag. Daar moet je als lezer tegen kunnen. Wat hij wel doet is die overtuiging vanuit vele invalshoeken belichten. We krijgen een caleidoscopisch en genuanceerd beeld van wat de ontmoeting is en kan zijn en daarmee is het eerder een mooi boek, dan een goed boek te noemen. Bij vlagen is het prachtig, maar bij vlagen riskeert Pépin té romantisch, clichématig en zelfs een beetje kitsch te worden.

Charles Pépin, De ontmoeting. Een filosofie. Vertaald door Conny ten Brink en Ellie Heijloo, Gorredijk: Noordboek, 2022.

Winkelwagen
Scroll naar boven