Complex in de klas

Tekst: Mark Leegsma

Aanvankelijk leek de politiek-religieus gemotiveerde onthoofding van de Franse leraar geschiedenis Samuel Paty in Nederland weinig deining tot gevolg te hebben. Maar Fidan Ekiz had daarover nog niet publiekelijk haar verbazing uitgesproken, of de geest was ook hier uit de fles, al was het maar vanwege het treurige feit dat er onmiddellijk een blik bedreigingen aan het adres van Ekiz werd opengetrokken.

Een vriendin van me doceert maatschappijleer op de als ‘gemengd’ te boek staande Hogeschool van Amsterdam. Net als Paty tracht zij haar studenten te laten reflecteren op de vrijheid van meningsuiting en andere grondrechten. Ook zij gaat daarbij de beladen onderwerpen niet uit de weg, in de – mijns inziens terechte – overtuiging dat juist daarover vrijelijk van gedachten gewisseld moet kunnen worden. Na de moord op Paty vraagt zij zich af of dat nog wel zo’n goed idee is. De lieve vrede is immers ook wat waard, om nog te zwijgen van haar eigen veiligheid.

In verband met het coronavirus wordt er nogal wat stennis geschopt om de verscheidene beperkingen van grondrechten. Het zou in dat opzicht vreemd zijn als we niet stil stonden bij de zelfcensuur waar leraren en docenten in het middelbaar en beroepsonderwijs ‘vrijwillig’ aan doen. We weten bovendien al minstens vier jaar dat dit niet valt af te doen als een incidentje hier of daar. In haar onderzoeksrapport 2 werelden, 2 werkelijkheden uit 2016 stelde Margalith Kleijwegt vast dat leraren en docenten in het middelbaar en beroepsonderwijs structureel hun lesmateriaal en -praktijk aanpassen om directe confrontaties (en erger) te voorkomen.

In 2016 worstelde het onderwijs met maatschappelijke onrust en onlust die zich op school ontvouwden en het leerklimaat danig verpestten. Hoe kunnen onderwijzers omgaan met polarisatie en radicalisering in hun klassen zonder hun kop in het zand te steken of zelfs grondrechten te ondermijnen, was toen de vraag. Een alternatieve maar gelijkwaardige formulering van die vraag had kunnen luiden: wat willen wij eigenlijk dat onze kinderen en jongeren daarover leren, zowel inhoudelijk als op het vlak van vaardigheden?

Dit waren de vragen waar het in de Bildungsconferentie van 2016, georganiseerd door de ISVW, allemaal om draaide. Bevlogen docenten, docentopleiders, wetenschappers en denkers deelden probleemanalyses en presenteerden methodieken. Ik had de eer om velen van hen te interviewen en op basis daarvan Extreem in de klas te schrijven. Dat boek bevat niet de panacee voor radicalisering en polarisatie in het onderwijs, zal ik direct verklappen. Dat is echter geen zwaktebod, want in een open, pluriforme en democratische samenleving is er van één definitieve oplossing, laat staan een definitieve probleemstelling, juist geen sprake, en dat mág ook niet. Precies die complexiteit maakt het even moeilijk als noodzakelijk om ons tot dergelijke problemen te verhouden en ze uit te houden. Dat is althans wat ik er zelf van heb opgestoken.

Anno 2020 worstelen leraren en docenten alweer of nog steeds met deze problemen, en het gruwelijke voorval in Frankrijk laat het niet aan onze verbeelding over om te bedenken hoe serieus die zijn. Daarom zou ik tegen hen willen zeggen: jullie hoeven het wiel niet opnieuw uit te vinden, want hier is al over nagedacht, en hoewel er geen panacee bestaat, is juist dat besef de sleutel tot een vruchtbare en wenselijke manier van samen leren leven, mét elkaar en mét problemen.

Winkelwagen
Scroll naar boven