Humanisme en ecofeminisme

Dit artikel is verschenen in iFilosofie #63. Klik hier voor de volledige editie.

De antropoloog Rik Pinxten schreef met Humanisme in woelige tijden een boek over een herbezinning op oud-humanistische opvattingen en levensinstelling. Na een korte schets over het verleden omcirkelt hij nieuwe aandachtspunten. Daarnaast verscheen door schrijvers die verbonden zijn aan de denktank Oikos het essay Voor wie willen we zorgen? Ecofeminisme als inspiratiebron. Daarin gaat het om de vraag of politiek en economie zich niet indringender op zorgethiek dienen te oriënteren. Beide boeken zijn een pleidooi voor een andere kijk op de natuur omdat het erop lijkt dat we vergeten zijn daar zelf deel van uit te maken.

 

Tekst: Wil Heeffer

 

Met zijn boek Humanisme in woelige tijden zet Pinxten in op een herbronning van het humanisme zoals dat vanaf de renaissance vorm kreeg. Hij draagt niet direct oplossingen aan, maar formuleert discussiepunten die oproepen tot een intercultureel perspectief op het liberaal-democratisch denken.

 

Pinxten vertrekt vanuit het humanisme als een humanitair bewogen vrijheidsdenken zoals dat is ontstaan in de zestiende eeuw. In Europa stelden rooms-katholiek geschoolde intellectuelen zoals Luther en Erasmus het dogmatische en universalistische denken ter discussie. Naast hen waren er velen die door hun kritische uitingen als ketters of vrijdenkers de dood vonden op de brandstapel. Volgens Pinxten is in onze tijd dat vrijheidsdenken – waarin God en mens in een ander perspectief werden geplaatst – uitgelopen op een neoliberalisme waarin het streven naar economische winst politiek en ethiek naar de achtergrond deed verdwijnen. Deze ontwikkeling ging gepaard met het uitdragen en opleggen van Europees universalistische opvattingen in de rest van de wereld. Europese missionarissen dwongen andere culturen in het keurslijf van westerse opvattingen over beschaving en vooruitgang.

 

Die westerse visie op wat menszijn inhoudt – de mens als heerser over de natuur – vormt tevens het uitgangspunt van het door Marie-Monique Franssen, Philsan Osman en Dirk Holemans geschreven essay Voor wie willen we zorgen? Ecofeminisme als inspiratiebron. Zij vertrekken vanuit een feminisme dat als vrijheidsbeweging een plaats verwierf in het maatschappelijke emancipatiediscours, maar trekken dat verder door naar de achterstelling van de gekleurde vrouwelijke wereldbevolking op grond van klasse, racisme en seksisme. Bij hen gaat het niet om een herbronning zoals bij Pinxten, maar om een her-inbedding: hoe kunnen we werk maken van ‘de democratische her-inbedding van de economie’? Of zoals zij schrijven: ‘in het hart van het democratisch debat staat de vraag hoe we het werk en de verantwoordelijkheid van zorg kunnen verdelen, op basis van principes als rechtvaardigheid en gelijkwaardigheid.’ Zij opteren voor een zorgdemocratie op basis van een participatief democratisch model. Zorg omvat in hun opvatting drie essentiële dimensies: het concrete werk van levensonderhoud, het affectieve engagement en de politieke betrokkenheid.

 

De auteurs verwijzen in dit boek naar vrouwelijke denkers die zich bezig houden met sociale rechtvaardigheid en behoud van ecologisch evenwicht. Het ecofeminisme vraagt om een eigen stem in het koor van voornamelijk mannelijke – blanke, westerse – humanisten. Of zoals de geciteerde Simone de Beauvoir het zei: ‘De mensheid is mannelijk en de man definieert de vrouw in verhouding tot zichzelf.’

 

Alles hangt samen met alles

Pinxten draagt omslagpunten voor die hij vat onder de verzamelnaam: NEED. De letters staan voor:

 

– NE, Niet-Europees. Hij zet zich af tegen een dominantie van het eurocentrisch denken omdat het Westen waarheidsaanspraken postuleert die kennis van andere culturen miskent.

– E, Ecologisch denken. Het dualisme mens en natuur heeft ertoe geleid dat de mens die als schepsel Gods, de natuur ter ontginning en winning zag, zijn hand heeft overspeeld. Ongelimiteerd ‘plunderen’ van de natuur en onvoldoende aandacht voor de regeneratiecapaciteit heeft ertoe geleid dat we ten onder kunnen gaan aan wat de mens zelf heeft voortgebracht. Hij memoreert bijvoorbeeld dat CO2 herstel door omkappen van een bos en het nieuw planten van bomen geen rekening houdt met verlies aan de in de tijd ontstane biodiversiteit. In dat kader verwijzen de drie auteurs van Voor wie willen we zorgen? naar het denken van Suzanne Simard over ecosystemen: als je een oude bosstructuur vernietigt en er een nieuwe monocultuur van boompjes voor aanplant, verwoest je het ondergrondse ecosysteem, de kilometerslange netwerken van schimmeldraden dat bekend werd onder de naam van mycorrhizae.

– D, Duurzaamheid. Groene duurzaamheid is een begrip dat in alles en overal wordt ingezet als iets dat moet worden nagestreefd. Het gaat over ecologisch evenwicht. Beter zou mijns inziens het begrip instandhouding van regeneratiecapaciteit kunnen worden gebruikt. Want in feite gaat het daarom. Duurzaamheid komt in de context van een nieuw ecosociaal contract tevens terug in het essay van de drie genoemde auteurs.

 

Bovenal gaat het in beide boeken om onverbrekelijke samenhang. De drie auteurs spreken over intersectionaliteit: een zorgethiek die ‘focust op de onlosmakelijke verbondenheid die er bestaat tussen de menselijke en de niet-menselijke natuur en op een affectief engagement met de wereld rondom ons’. Pinxten spreekt over interdependentie. In feite bepleiten beide boeken een systeemdenken: het basisgegeven dat alles samenhangt met alles. Voor nu betekent dat in alle urgentie dat aan de aarde rechten moeten worden toegekend om de instandhouding van het aardse, natuurlijke ecosysteem intact te houden. Want wie de natuur vernietigt, vernietigt zichzelf. We moeten aldus de auteurs af van een mechanisch wereldbeeld en toe naar een organisch wereldbeeld.

 

Voorbij de westerse hegemonie?

Zoals veel boeken over het ‘antropoceen’ wijzen beide boeken op een ontspoord kapitalisme als oorzaak. Liberalisme werd een neo-woord voor privébezit en privatiseren. Een kleine overheid laat de maatschappelijke ontwikkelingen over aan de markt. Een markt die geen ethiek of medemenselijkheid kent maar slechts gericht is op consumeren, concurrentie en winstmaximalisatie. Zowel Pinxten als Franssen, Osman en Holemans vragen om aandacht voor hoe andere culturen daarover denken. Pinxten doet dat vanuit de ervaring die hij opdeed als veldwerker bij de Navajo-indianen in de Verenigde Staten. Zijn boek staat daarmee tevens in de ‘traditie’ van de dekolonisatie van het (westerse) denken. In dit verband wijst hij op enkele hier minder bekende Latijns-Amerikaanse auteurs zoals Walter Mignolo en Humberto Maturana. De drie auteurs vermelden het werk van Chileense econoom van Duitse afkomst Manfred Max-Neef die onderzoek deed naar noodzakelijke behoeftes.  Deze besprekingen van filosofen uit andere tradities blijft echter helaas in beide boeken oppervlakkig. Geen van de auteurs geeft blijk van een grondige kennis van de debatten die buiten de westerse traditie plaatsvinden. Op zich is het begrijpelijk dat westerse auteurs beter bekend zijn met debatten in hun eigen cultuur, want niemand kan zijn eigen achtergrond overstijgen, maar toch is hier nog een wereld te winnen.

 

De drie auteurs die schrijven vanuit vanuit een ecofeministisch perspectief wijzen onder de kop: Onze woorden en blik bepalen de wereld, op de ontwikkelingen zoals die vorm kregen in Australië na de landing van de Britten op de Australische kust. Hoe zij mensen die daar al 50.000 jaar woonden als inferieur beschouwden en hun eeuwenoude kennis van de natuur als primitief zagen. Zij kijken helaas voorbij – althans verwijzen daar niet naar – hoe datzelfde al eerder in Zuid-Amerika plaatsvond. Wel verwijzen zij net als Pinxten naar de Navajo-indianen en de manier waarop de filosoof John Locke het landjepik sanctioneerde en legitimeerde.

 

Worden we van deze boeken wijzer?

Is het lezen van deze boeken een must? Brengen ze veel nieuws? Ik waag het, voor zover het het soepel geschreven boek van Pinxten betreft, te betwijfelen. Zijn boek valt te lezen als een oproep om humanistische idealen toe te passen op vraagstukken van de huidige tijd, maar die idealen zijn op zich niet nieuw. Daarentegen draagt het boek van de drie auteurs inzichten aan vanuit de visie van vrouwelijke denkers op maatschappelijk welzijn en zorg. Ik denk dat hun boek over zorgethiek belangrijk is omdat zij een ‘vergeten en geminachte’ stem laten horen die te belangrijk is om niet gehoord te worden. En wel omdat zoals Carol Gilligan het ooit formuleerde in haar boek Een ander geluid (Bert Bakker, Amsterdam, 1985): ‘doordat we gedurende eeuwen hebben geluisterd naar de stem van mannen en volgzaam de ontwikkelingstheorieën die uit hun ervaringen voortkwamen voor waar hebben aangenomen, zijn we er pas recent aan toegekomen om niet alleen aandacht te schenken aan de stilte van vrouwen, maar vooral aan wat zij zeggen als zij spreken.’

Winkelwagen
Scroll naar boven