Een medicijn tegen het hedendaagse ongenoegen

Dit artikel is verschenen in iFilosofie #66. Klik hier voor de volledige editie.

In Grootse dromen beschrijft filosoof André Nusselder de valkuilen van het individualisme. Hij stelt dat het individualisme verband houdt met diverse maatschappelijke problemen. Individualisme vervreemdt ons van de ander. Dit manifesteert zich in steeds extremer wordende conflicten tussen groepen mensen in de samenleving en het groeiende wantrouwen tegen de overheid en nieuwsmedia. Hoewel dit geen boek is dat een kant-en-klare-oplossing biedt voor deze maatschappelijke problemen, introduceert de auteur een nieuwe vorm van denken om het hedendaagse ongenoegen het hoofd te bieden. Dit nieuwe denken wordt gevormd door de filosofie van Hegel, de psychoanalyse van Sigmund Freud en Jacques Lacan, en het levensverhaal van voetballer Memphis Depay.

Tekst: Ruwan van der Vaart

Het individu betwist

De vrijheid om zelf te bepalen wie je wilt zijn is de hoeksteen van de westerse samenleving. Hoewel de auteur de voordelen van het individualisme niet ontkent, beschrijft hij op heldere wijze de valkuilen ervan. Nusselder stelt dat we minder autonoom en vrij zijn dan we denken. De paradox is dat het individu steeds vrijer is geworden, maar tegelijkertijd gebukt gaat onder enorme druk om te voldoen aan het verwachtingspatroon van de samenleving, zoals ‘ik moet genieten’, ‘ik moet succesvol zijn’ of ‘ik moet gelukkig zijn’. Wie los probeert te komen van die verwachtingen komt bedrogen uit. Vroeger was het gemakkelijk om los te komen van de eisen van de dominee: je zei het kerklidmaatschap op. Maar het is veel moeilijker de eisen die je jezelf oplegt als gevolg van de verwachtingen in de samenleving te negeren. De veeleisende en opdringerige beelden van gelukkige en succesvolle mensen op social media helpen niet: het probleem is dat mensen depressief raken als ze niet voldoen aan het ideaalbeeld. Niet zelden gebruiken mensen medicatie of gaan zelfs onder het mes om toch enigszins aan het verwachtingspatroon te kunnen voldoen.

Op de weg naar een succesvol en gelukkig leven zijn we onze medemens niet gaan zien als een reisgenoot, maar als een concurrent. Zo zijn mensen met een Nederlandse achtergrond en mensen met migratieachtergrond elkaar steeds meer als rivalen gaan zien op de woningmarkt en staan de ‘Blokkeerfriezen’ lijnrecht tegenover demonstranten van ‘Kick Out Zwarte Piet’. De onderlinge rivaliteit, wantrouwen en agressie die hieruit ontstaan blijken een voedingsbodem voor populisme. Het gevolg is dat het individu nog meer tegenover de ander komt te staan. Nusselder weet een originele verbinding te leggen tussen de huidige maatschappelijke problemen en de pijnpunten van het individualisme.

Hoe de ander het individu bevrijdt

Nusselder schrijft dat zijn boek geen kant-en-klare oplossing biedt voor de worsteling van het individu en de maatschappelijke problemen. De auteur ontwikkelt wel een nieuwe vorm van denken om deze kwesties in een ander licht te plaatsen. Dit nieuwe denken kenmerkt zich door een herwaardering van de (wereld)gemeenschap en de taal van de ziel.

Het individu verlangt naar vrijheid en betekenis. Het probleem is dat de verwachtingen van de samenleving het individu gevangen houden – ook al denkt het individu dat deze verwachtingen van haarzelf komen. Nusselder beschrijft dat het individu pas echte vrijheid kan ervaren in de relatie tot de ander. Hij beschrijft aan de hand van de meester-slaafdialectiek van Hegel dat de mens de erkenning van de ander nodig heeft. De ander kan het individu bevrijden van haar eigengerichtheid. Op deze wijze verandert de onderlinge agressie en rivaliteit in verbondenheid. Zo beschrijft de auteur dat Memphis Depay gebukt ging onder zijn beroemdheid en rijkdom. Toen Depay in contact kwam met arme kinderen uit Ghana werd hij bevrijd van zijn eigengerichtheid. De erkenning van de ander rekende af met zijn ego. Aan de hand van de filosofie van Hegel en het verhaal van Depay wil de auteur laten zien dat de mens niet slechts een individu is. De mens verlangt ernaar om erkend te worden en deel uit te maken van een (wereld)gemeenschap – een gemeenschap die familiebanden en vriendschappen overstijgt. Dan zijn we in staat om vrijheid en betekenis te ervaren.

De taal van de ziel. Euh… wat?

In de tweede plaats laat Nusselder zien dat de mens verlangt naar betekenis in de wereld. De mens is niet slechts op zoek naar rijkdom en succes, maar verlangt naar meer. Om dit verlangen naar betekenis te duiden zoekt Nusselder naar een andere taal. Een taal die naar de psychoanalyse van Freud en Jung geen uitleg van de wereld biedt zoals de wetenschap doet, maar een symbolische, ofwel poëtische taal waarin de mens zichzelf ontmoet in de wereld. Dit noemt Nusselder ook wel de taal van de ziel. Helaas mist het boek hier wat helderheid. De auteur gebruikt veel vage begrippen om de taal van de ziel uit te leggen, zoals het symbolische, poëtische, mythen en rituelen. Daarnaast gebruikt hij te veel voorbeelden om zijn punt duidelijk te maken, wat juist averechts werkt. In dit boek verwacht je dat de auteur de taal van de ziel helder uitlegt. Toch komt dit niet uit de verf. Volgens Nusselder is de seculiere mens de taal van de ziel verloren en daarom kan zij deze taal moeilijk verstaan. Dat zou het geval kunnen zijn, maar dat ontslaat hem als filosoof niet van de plicht om deze taal verstaanbaar te maken. De auteur geeft de taal van de ziel geen handen en voeten en dat is een gemiste kans.

Voor in het medicijnkastje

Dit boek is geschreven voor mensen die willen begrijpen hoe de wereld kil en afstandelijk is geworden en verlangen naar een nieuwe taal om de wereld op een andere manier te duiden. In een wereld die kil en afstandelijk is geworden wakkert Nusselder ons verlangen naar betekenis en verbondenheid weer aan. Origineel en toegankelijk gebruikt hij de filosofie van Hegel en de psychoanalyse van Sigmund Freud en Jacques Lacan om de keerzijde van individuele vrijheid aan de kaak te stellen. Als een echte publieksfilosoof weet Nusselder oude filosofische en psychoanalytische theorieën tot leven te wekken door ze op originele manier te verbinden met diverse maatschappelijke kwesties, zoals de impact van social media, nepnieuws, de zwartenpietendiscussie, complotdenkers en het groeiende wantrouwen tegenover de overheid. Op deze manier laat Nusselder zien dat filosofie relevant en behulpzaam is om maatschappelijke problemen te doorgronden. Dit maakt het boek bijzonder lezenswaardig en uiterst actueel.

Ondanks dat Nusselder in het laatste deel aan helderheid verliest, nodigt hij ons uit om ons leven op een andere manier vorm te geven. Midden in een tijd van maatschappelijke spanningen, agressie en polarisering helpt Grootse dromen ons om de ander te zien staan. Het boek doet een appèl op ons verlangen naar verbondenheid en betekenis en is daarom een waardevolle toevoeging aan je medicijnkastje om het hedendaags ongenoegen enigszins het hoofd te bieden.

André Nusselder, Grootse dromen. Identiteit, gemeenschap en het verlangen naar vrijheid. Amsterdam: Boom, 2022.

Winkelwagen
Scroll naar boven