Cyborgs antwoorden

Deze tekst van Lydia Baan Hofman verscheen als nawoord in Donna Haraway’s Een Cyborgmanifest (ISVW Uitgevers, 2022).

Cyborgs antwoorden. Denken-met de cyborg voor ecologisch herstel

 

Tekst: Lydia Baan Hofman

Ecologische crises nemen toe. Steeds vaker worden we geconfronteerd met overstromingen, uitdroging en uitsterving. De wereld worstelt met een pandemie, migratiestromen komen op gang, de kloof tussen degenen met en degenen zonder middelen om met klimaatverandering om te gaan wordt groter.

Ecologische crises ontregelen, ze doorbreken vanzelfsprekendheden. De vanzelfsprekendheid van fysieke nabijheid en sociaal contact, de vanzelfsprekende loop der rivieren en bloei van bomen, de vanzelfsprekende retoriek van ‘ieder zijn eigen land’. Corona, temperatuurstijgingen en onbewoonbare grond ondermijnen de normale gang van zaken.

Hoe kunnen we op zo’n nieuwe situatie antwoorden? Bij onoverzichtelijke problemen schieten velen in technologisch optimisme of apocalyptisch doemdenken. We leggen alle hoop bij overheden en multinationals om de technologische groene revolutie te trekken. Maar als we zien hoe ‘het systeem’ niet erin slaagt om effectieve actie te ondernemen, dan nemen we onze toevlucht tot onverschilligheid: het is wachten op rampen die niet af te wenden zijn.

Optimisme en pessimisme zijn volgens Donna Haraway vormen van ontkenning. In haar boek Staying with the Trouble: Making Kin in the Chthulucene (2016) beschrijft zij hoe we onze blik afwenden van problemen die zich hier en nu voordoen en we ons richten op een groengrijze of pikzwarte toekomst. Dat is niet vreemd: we zijn namelijk niet toegerust om te denken wat er op dit moment gebeurt. We zijn getraind in inadequate concepten en denkbeelden.

Ecologische crises vereisen een andere manier van denken, over wat het is om mens te zijn op aarde in een tijd die velen het Antropoceen noemen. We hebben een andere manier van denken nodig om vat te krijgen op wat er gebeurt en hoe wij ons tot de problemen verhouden. Pas dan kan in handelen een constructief antwoord gegeven worden. Haraway benadrukt de noodzaak om ‘antwoordelijk’, ‘response-able’, te worden ten aanzien van ecologische crises.

Om antwoord te geven in onbekende situaties is ‘handelingsvaardigheid’, agency, nodig. Hoe kunnen we in wisselwerking met onze veranderende omgeving betekenisvol handelen? Waar ligt ons vermogen om bij te dragen aan ecologische regeneratie, aan het weerstreven van ecologische crises?

Als een vreemd anachronisme doet de cyborg hier haar intrede.

Het Cyborg manifest lijkt uit een ander tijdperk. Geschreven in de jaren tachtig gaat dit feministische manifest over de impact van invasieve technologieën op vooral het leven van vrouwen. ‘Cyborgs’, cybernetische organismen, bedreigen en openen mogelijkheden voor feministische strijd.

In Haraways Staying with the Trouble is die aandacht voor invasieve technologieën naar de achtergrond verdwenen. Haraway, naast filosoof ook bioloog, focust in dit werk op de verhouding tussen menselijke en niet-menselijke dieren die een radicale herziening behoeft ten tijde van ecologische crises. De impact van technologische ontwikkelingen is verruild voor een urgenter probleem: de bewoonbaarheid van de aarde.

Toch is de cyborg ook nu van waarde. Het Cyborg manifest is duizelingwekkend profetisch, nog vóór de komst van internet geschreven. Het lijkt vaak te gaan over de huidige tijd, bijna veertig jaar aan technologische ontwikkelingen later. Wij zijn vandaag onmiskenbaar cyborgs, onlosmakelijk verbonden met sociale media en smartphone. We leven onlife: de online werkelijkheid is minstens zo reëel als de straat of klas.1 Als lezer van het Manifest borrelen de hedendaagse voorbeelden vanzelf op. Het Manifest nodigt uit tot een scherpe filosofische analyse van de huidige technologische samenleving.2

Maar de cyborg is niet alleen relevant vanwege nieuwe invasieve technologieën. Voor mij is de cyborg een ecologisch wezen.

De cyborg spreekt tot de verbeelding en nodigt uit om anders na te denken over onszelf. De cyborg is een gebroken wezen dat alsmaar tijdelijke koppelingen aangaat. Zij is een strategisch wezen en nooit onschuldig. Zij handelt in concrete praktijken en temidden van reële machtsverhoudingen. De cyborg maakt, beter dan figuren uit Haraways latere werk, tastbaar hoe we handelingsvaardigheid kunnen ontwikkelen wanneer we verknoopt zitten in complexe machtsverhoudingen die we niet begrijpen. De cyborg helpt antwoordelijk te worden. Ook ten aanzien van ecologische crises.

In het Cyborg manifest gaat het Haraway om een feministische ‘antwoordelijkheid’, een woord dat zij toen nog niet gebruikte. De cyborgs die Haraway overal zag opdoemen – ze woont vlakbij Silicon Valley – riepen angst op. Verliezen we met de mengsels van mens en techniek onze menselijkheid? Zal de techniek de mens niet de baas worden? Haraway vreesde vooral voor mensen in een al kwetsbare positie: vrouwen.

Het feminisme zat in de jaren tachtig in een lastig parket. De verschillen binnen de vrouwenbeweging(en) waren zichtbaar en vergroot, onder meer doordat sommige vrouwen beter dan anderen in staat waren de vruchten te plukken van technologische ontwikkelingen. ‘De vrouw’ bestond niet, zoveel was duidelijk. Tegelijkertijd leken technologische ontwikkelingen juist de kwetsbaarheid van vrouwen te intensiveren.

Als de vrouw niet bestond, hoe konden vrouwen dan politieke collectieven vormen om hun overheersing te bestrijden? Hoe konden zij in hun handelen antwoord geven op deze onbekende situatie, een antwoord dat bijdraagt aan een iets beter leven? Haraway transformeerde de cyborg tot een feministisch, antwoordelijk figuur.

In het Cyborg manifest zit een lijn die naar antwoordelijkheid leidt. Eerst is een ander denken over de wereld nodig: andere concepten en denkgewoonten zijn vereist om te begrijpen wat er überhaupt gaande is (par. 1). Vervolgens benadrukt wetenschapsfilosoof Haraway dat andere wetenschap en technologie met deze nieuwe concepten en denkgewoonten aan de slag moeten. Wetenschap en technologie slaan namelijk een brug tussen denken en wereld: de manier waarop daar gedacht wordt, heeft materiële consequenties in de vorm van innovatieve en alledaagse technologieën en beleid (par. 2).

Een andere manier van denken over de wereld behelst ook een andere manier van denken over het zelf. Dat leidt naar een andere zelfervaring en maakt een politieke handelingsvaardigheid mogelijk: een antwoordelijkheid (par. 3).

In paragraaf 4 zal ik de cyborg afzetten tegen Haraways latere, ecologische werk. Voor Haraway zelf heeft de cyborg aan relevantie afgedaan. Voor mij heeft ze nog een belangrijke rol te spelen.

Een verwerkelijkte mythe: denken-met de cyborg over de wereld

De cyborg is eerst en vooral een mythe, een creatuur uit science fiction. Maar het is een mythe die werkelijkheid is geworden. In het Cyborg manifest geeft Haraway een ontologie, een beschrijving van hoe de wereld is. We leven in een cyborgwereld waarin technologieën steeds verder in ons leven, lichaam en denken doordringen. Wij zijn cyborgs. We hebben het alleen nog niet door.

Haraway reikt in het Manifest nieuwe concepten en denkgewoonten aan om de huidige tijd te begrijpen. In wat voor wereld leven we en hoe bewegen wij ons daarin? Pas wanneer de huidige tijd adequaat gedacht kan worden, is er vat op te krijgen. Pas dan ontstaat er ruimte om politiek antwoord te geven.

Dit wil niet zeggen dat het Cyborg manifest de enige manier is om de wereld te begrijpen, verre van. Haraway heeft nooit die pretentie gehad. Het Cyborg manifest heet immers eigenlijk Een cyborg manifest en ook maar een speels grapje dat min of meer toevallig politiek gezien veel te bieden heeft.

Zoals Haraway (2016) later telkens benadrukt: ‘it matters what thoughts think thoughts’. Haraway denkt-met de cyborg, het is een conceptuele lens om mee naar de wereld en het zelf te kijken en alternatieven voor te stellen. Het beeld van de cyborg zoals Haraway dat schetst, zet op een bepaalde manier aan het denken – een manier die mogelijk maakt politiek te handelen voor een iets betere wereld.

Politiek handelen voor regeneratie is noodzakelijk. Technologische ontwikkelingen hebben een samenleving mogelijk gemaakt die Haraway en andere feministen als een nachtmerrie voorkomt. Het is een samenleving van C3I: Commando, Controle, Communicatie en Informatie, waarin onzichtbare technologieën een ijzeren grip krijgen. De cyborg uit scifi is verwerkelijkt en dat is slechts voor een klein clubje mensen (denk nu aan Elon Musk en Jeff Bezos) een spannend avontuur. Iron Men en Bladerunners uit sciencefiction zijn militaristisch-kapitalistische Helden: man-machines die de vreemde Vijand overwinnen terwijl ze een spoor van ecologische vernieling achterlaten en en passant een dame in nood redden.

Haraway beschrijft deze cyborgeske nachtmerrie als een ‘informatica van overheersing’. Het is onze vertechnologiseerde globale netwerksamenleving waarin allen verknoopt zijn geraakt. Een samenleving gekarakteriseerd door twintigste-eeuwse grensvervagingen en nieuwe allianties: tussen mens en dier, organisme en machine, materialiteit en immaterialiteit. Die grensvervagingen en nieuwe allianties zijn zeker na een coronajaar al te duidelijk. Mens en dier (een vleermuis), mens en machines (mondiale verkeers- en transportstromen) en mens en immateriële ICT (Zoom-contact) zijn onlosmakelijk met elkaar verweven. Allerlei productie en communicatie, en blijkbaar ook een virus, gaat snel en soepel van de ene naar de andere plek.

In de nachtmerrie van de globale netwerksamenleving zijn de domeinen van werk, thuis, school of markt minder dan ooit te scheiden. We leven, nu meer dan ten tijde van het Cyborg manifest, in een tijd waarin rollen flexibel uit elkaar worden gehaald en weer in elkaar gezet: we trekken ze aan als een thuisbezorgdjas en loggen erop in door de app van het kinderdagverblijf te openen. Technologische ontwikkelingen hebben een samenleving mogelijk gemaakt waarin ‘onregelmatige werktijden die spotten met de gelimiteerde werkdag’ de norm zijn: een zzp-bestaan voor ons allemaal. En voor vrouwen nog een beetje meer.3

Vrouwen dragen een onevenredig grote last van die ongescheiden domeinen van werk, thuis, school of markt. Haraway heeft het over ‘vrouwen in het geïntegreerd circuit’, over vrouwen in een cybernetische schakeling. Juist aan vrouwenlichamen worden constant allerlei identiteiten, taken en andere personen gekoppeld: als professional, aantrekkelijke partner, moeder, vrijwilliger op school, boekhouder van het huishouden… Vrouwen worden telkens gedemonteerd en gehermonteerd: ‘elke component kan worden gekoppeld aan een willekeurige ander component wanneer de juiste standaard, de juiste code, is gevonden om signalen te verwerken in een gemeenschappelijke taal’. Een app die een professional met het kinderdagverblijf verbindt, of met de supermarkt, met schoonheidsidealen of met een wereldwijde groep activisten: signalen kunnen constant doorkomen en verwerkt worden.

Dit is niet voor iedereen een nachtmerrie. Vrouwen in het geïntegreerd circuit hebben in bepaalde delen van de wereld eindelijk de mogelijkheid om carrière te maken, sommige vrouwen kunnen kostwinner worden. Een aantal traditionele gefixeerde rollenpatronen tussen mannen en vrouwen zijn ‘techno-verteerd’. Er is inmiddels ook ruimte ontstaan om nieuwe collectieve identiteiten die mannelijk noch vrouwelijk zijn vorm te geven, juist door online platforms. Haraway benadrukt dat de kwaadaardigste overheersing van vrouwen, net als die van andere gemarginaliseerde groepen zoals arbeiders, mensen van kleur of voormalig gekoloniseerden, zeker verminderd is vergeleken met een groot deel van de geschiedenis.4

Maar het is geen eenduidige verbetering. Het geïntegreerde circuit geleidt tegelijkertijd overheersing alsof het niets is, op een onzichtbare en onopgemerkte, subtiele wijze. Het intensiveert kwetsbaarheid. En niet alleen voor vrouwen.

De globale netwerksamenleving vereist namelijk flexibiliteit en flexibiliteit betekent onzekerheid. Haraway beschrijft deze informatica van overheersing als ‘een massieve intensivering van onzekerheid en van culturele verarming, en de mislukking van de “onderhoudsnetwerken” voor de meest kwetsbaren’. Dit soort onzekerheid kennen vrouwen, en met name vrouwen van kleur, al veel langer. Denk aan oproepbaar schoonmaakwerk. De informatica van overheersing feminiseert het hele domein ‘werk’ volgens Haraway. Het dwingt ook mannen vaker gefeminiseerd, lees: kwetsbaar, werk te doen. Zij krijgen door toenemende robotisering en outsourcing bijvoorbeeld enkel flexcontracten of stappen over naar bezorg- en chauffeurdiensten. Fabrieken en bedrijven worden razendsnel geopend, verplaatst en gesloten en werknemers moeten mee of worden aan de kant gezet. Elk lichaam, ongeacht gender, wordt arbeidsreserve dat naar gelang de eisen van de informatica van overheersing aan de ene taak of aan een andere gekoppeld wordt.

Tegelijkertijd zorgen technologische ontwikkelingen ervoor dat juist historisch kwetsbare mensen intensiever overheerst worden – vooral vrouwen en mensen van kleur dus. Denk in deze tijd aan algoritmen die ingezet worden om mensen aan te nemen en dat doen op basis van de cv’s van historisch succesvolle werknemers: de cv’s van witte mannen. Of aan de algoritmen die de Belastingdienst gebruikt om risico’s in te schatten voor fraude met kindertoeslag. Deze seksistische en racistische algoritmen versterken, vaak onbedoeld, bestaande ongelijkheden.5

Met andere woorden: in de informatica van overheersing zijn nieuwe, complexe netwerken ontstaan. De vroegere orde bestond uit dualismen, tegenstellingen waarbij één partij altijd machtiger is dan de andere (man vs. vrouw, wit vs. zwart, enzovoort).6 Deze machtsverhoudingen zijn in het denken geworteld en leiden tot structurele overheersing: een witte, rijke, hetero, westerse, gezonde man heeft nog altijd een flinke voorsprong in het leven ten opzichte van iedereen die anders is. Maar de informatica van overheersing heeft deze ‘natuurlijke orde’ van vroeger gedenaturaliseerd. Overzichtelijke rollenpatronen tussen mannen en vrouwen en racistische hiërarchieën tussen etniciteiten zijn niet langer natuurlijk of eeuwig. Zij zijn oneindig gecompliceerd geworden in de informatica van overheersing. We moeten ons denken aan die nieuwe netwerken van macht aanpassen.

Want het ‘technoverteren’ van overzichtelijke dualismen betekent niet dat er geen machtsverhoudingen meer zijn. Het heeft als gevolg dat de informatica van overheersing kwetsbaarheid op ondoorzichtige wijze intensiveert. Dat is gevaarlijk: hoe kan nog politiek gehandeld worden om overheersing te weerstreven als die overheersing haast onzichtbaar is? Haraway duikt om die reden de nachtmerrie in om, staying with the trouble, te onderzoeken wat voor concrete praktijken kwetsbaarheid intensiveren en waar er ruimte is om verzet te bieden.

It is the nightmare which has been made real, but it is not a nightmare which has to be, and it is not the only thing going on. So inhabiting the nightmare is not to give in to it as if that is all there is, but as a way of getting that that’s not what has to be. [..] How do you get into it? How do you stop it? Not by simply repressing everything [but by] understanding the pleasures and possibilities7

De nachtmerrie van de informatica van overheersing is niet noodzakelijk. Haraway laat het in het Cyborg manifest niet bij een deprimerende analyse. Er zijn ook lichtpuntjes, die uitvergroot en versterkt moeten worden. De cyborg is een krachtige figuur om mee te denken omdat ze twee cyborgwerelden denkbaar maakt:

Vanuit het ene gezichtspunt bezien, staat een cyborgwereld voor een definitief opgelegd raster van controle over de hele planeet, voor de ultieme abstractie belichaamd in de Star Wars-apocalyps die in de naam van de vrede wordt voorbereid, en voor de uiteindelijke onteigening van vrouwenlichamen in een masculiene orgastische oorlog. Vanuit een ander gezichtspunt bekeken baseert een cyborgwereld zich op sociale en lichamelijke werkelijkheden waarin mensen hun wederzijdse verwantschap met dieren en machines niet vrezen, niet bang zijn voor permanent partijdige identiteiten en tegenstrijdige standpunten.

In het Manifest her-denkt, recodeert, Haraway die eerste nachtmerrie tot een constructieve cyborgwereld. In Haraway’s voorstel worden de flexibele koppelingen van cyborgs juist als kracht ingezet. Haraway schrijft een eigen cyborgmythe. Ze roept op om ‘wederzijdse verwantschap met dieren en machines [..] permanent partijdige identiteiten en tegenstrijdige standpunten’ te omarmen. Cyborgisering heeft overheersing geïntensiveerd door flexibiliteit te intensiveren. Maar wendbaarheid en het ‘technoverteren’ van hiërarchische dualismen die als in steen gebeiteld leken, bieden ook perspectief.

De cyborgwereld recoderen: denken-met de cyborg over wetenschap en technologie

De belofte van een gerecodeerde cyborgwereld moet door wetenschap en technologie verwerkelijkt worden, zo benadrukt Haraway – ze is immers wetenschapsfilosoof. Wetenschap en technologie maken de infrastructuur van de informatica van overheersing mogelijk. Denk aan onderzoek dat winst helpt maximaliseren door outsourcing aan te bevelen, aan algoritmen die op koopgedrag inspelen en ongelijkheden versterken of aan apps die oproepwerk geleiden. Daarom roept Haraway juist wetenschappers en technologen op om anders na te denken, om haar idee van de cyborg op te pakken. Wetenschappers en technologen zijn van cruciaal belang om de ‘vreugden, ervaringen en krachten die serieus in staat kunnen zijn de spelregels [van de cyborgwereld] te veranderen,’ te herkennen en in te zetten.

Wetenschap en technologie slaan een brug tussen denken en wereld, tussen cyborgmythe en materialiteit. De cyborgmythe die al populair is voordat het Cyborg manifest verschijnt, nestelt zich niet alleen in de hoofden van scifi liefhebbers, maar ook in die van wetenschappers en technologen (Hollywood en Silicon Valley liggen niet ver uit elkaar). Deze prikkelt hun nieuwsgierigheid, al dan niet bewust. Hoe ver kunnen wetenschap en technologie gaan in de mengeling van organisme en cybernetica? Hoe slim zijn onze apparaten te maken en ons menselijk gedrag bij te sturen? In welke zin zijn mensen en andere organismen altijd al een soort computers in een groter netwerk geweest? Een wijdverspreide mythe is erg krachtig: het kan de wetenschappelijke en technologische agenda sturen en daarmee onze materiële werkelijkheid vormgeven. ‘It matters what thoughts think thoughts’ (Haraway 2016).8

Haraways recodering van de cyborgmythe kan een andersoortige wetenschap en technologie inspireren. Wetenschap waarin bijvoorbeeld niet telkens gezocht wordt naar manieren om de mens als uitzonderlijk ten aanzien van andere dieren neer te zetten, of vrouwenlichamen als uitzondering op een mannelijke norm, maar die verwantschappen en afhankelijkheden onderzoekt. Technologie die niet als onversneden kwaad of goed, noch als neutraal gebruiksvoorwerp wordt beschouwd, maar als politiek element waarmee we verantwoordelijk om moeten gaan.

Haraways cyborgmythe omarmt partijdige identiteiten en tegenstrijdige standpunten. Ze ondergraaft elke wetenschappelijke, filosofische óf politieke theorie die universele waarheden zoekt en alles en iedereen daarmee in een definitief hokje plaatst. Elke politieke theorie die zich op een gefixeerde, universele identiteit beroept, is daarom inadequaat. Zelfs het socialistisch feminisme9 volstaat niet, een ideologie die Haraway zeer serieus neemt, maar blasfemisch afvalt vanwege de gefixeerde identiteit van ‘vrouwen’ die daarin centraal staat.10

De nieuwe cyborgmythe ondergraaft zelfs elke allesomvattende theorie over cyborgs… De twee cyborgwerelden uit het citaat – overheersing intensiverend of juist verminderend – bestaan tegelijkertijd volgens Haraway, hoe tegenstrijdig dat ook klinkt. Dat is juist wat Haraway in de cyborg aantrekt: het is een paradoxaal wezen. De cyborg blijft nooit in een gegeven hokje, een gegeven verklaring. Ook in het Cyborg manifest zitten er daarom telkens perspectiefwisselingen, zoals die tussen een negatieve en positieve waardering van de cyborg, tussen een analyse van structurele overheersing en de ontkenning van gefixeerde structuren, tussen de cyborg als politieke mythe en als diagnose van ons huidige bestaan, als manier van denken over de wereld en als manier van denken over het zelf.

Cyborgs zijn gebroken, maar o zo krachtig: denken-met de cyborg over het zelf

Wat betekent het voor ieder van ons om cyborg te zijn?

Denkend over het zelf als cyborg betekent dat we geen gefixeerde identiteit hebben. De cyborg kan immers telkens gede- en gehermonteerd worden in koppeling met andere taken, technologieën en wezens. Cyborgs zijn gebroken, maar tegelijk o zo krachtig.

Denkend over het zelf als cyborg ontstaan er mogelijkheden voor politieke handelingsvaardigheid. Cyborgs zoals Haraway ze ziet, laten zich niet zonder meer inlijven in een informatica van overheersing. Ja, de spelregels van de informatica van overheersing moeten anders, en wetenschap en technologie hebben daar een belangrijke bijdrage aan. Maar de gerecodeerde cyborg die Haraway formuleert, heeft zelf óók ruimte om te spelen binnen gegeven spelregels. Ze heeft de handelingsvaardigheid om zich in te zetten voor regeneratie, voor een betere wereld te midden van overheersing. Zij kan antwoorden op de situatie waarin ze zich bevindt.

Cyborgs zijn strategisch, partijdig en tegenstrijdig. Zij vormen strategische politieke collectieven op basis van affiniteiten in plaats van identiteiten. Cyborgs kunnen altijd en overal verbindingen aangaan, want dat is wat zij doen: inhaken en uithaken, demonteren en hermonteren. Zij kunnen politieke verbindingen aangaan met alles en iedereen die ze strategisch interessant vinden. Ze worden in hun solidariteit niet beperkt door huidskleur, sociaaleconomische situatie of gender, ze zitten niet vast in een hokje en doen niet aan identiteitspolitiek, maar vormen telkens tijdelijke collectieven.

‘[E]r wordt niet doorgeborduurd op de gedachte van een natuurlijke identificatie die vanzelf uitmondt in de mogelijkheid tot politiek handelen, er worden alleen gerichte coalities, bewuste affiniteiten en politieke verwantschappen aangegaan.’ Cyborgs vinden het leuk om in het ene collectief mee te spelen en zich vervolgens ook bij een ander collectief aan te sluiten.

Dit wil niet zeggen dat cyborgs alles kunnen doen en worden wat ze maar bedenken. Ze zijn nooit alleen een online avatar. Cyborgs erkennen hun gesitueerdheid in een bepaald lichaam en in bestaande machtsverhoudingen. We zijn door sociale media niet meer vastgepind aan een fysieke plaats en door operaties kunnen we van gender veranderen. Maar dat neemt niet weg dat we in ons lichaam en op een plaats in de wereld gesitueerd zijn.

De cyborg erkent daarom dat er nog altijd sprake is van structurele overheersing: als vrouw heb je als vanzelf meer met overheersing te maken dan als man, als ‘vrouw van kleur’ meer dan als witte vrouw, enzovoort.11 Structurele machtsverhoudingen bepalen of we een eigen stem mogen hebben of enkel als ‘ander’ weggezet worden; of we bepaalde verbindingen aan kunnen gaan of niet. Maar cyborgs zijn weliswaar gesitueerd in structurele machtsverhoudingen, ze zijn niet in die structuur gefixeerd. Sommige ‘vrouwen van kleur’ vinden volgens Haraway bijvoorbeeld verrassend genoeg hun weg in de informatica van overheersing. Zij hebben al ervaring met flexibel, dienstbaar werk en krijgen toegang tot communicatiemiddelen. In deze ‘cyborgvrouwen’ ziet Haraway een belofte.

‘Cyborgvrouwen’ breken uit hokjes die hen als passieve slachtoffers wegzetten. Zij weten zichzelf te herschrijven in de informatica van overheersing ‘door de instrumenten te veroveren om de wereld te beschrijven die hen als ‘ander’ beschreef’. Dit kan door letterlijk verhalen te schrijven en nieuwe mythes de wereld in te brengen waarin ze hun eigen stem laten horen. Mythes waarin niet de Held met wapen aan de oorsprong van onze beschaving staat, maar een verzamelaarster met een tasje.12 Verhalen waarin ‘vrouwen van kleur’ zich een naam en taal toe-eigenen, hun eigen ervaring herschrijven en nieuwe toekomsten verbeelden.13

In cyborgverhalen bestaan er geen onschuldige slachtoffers, want in een cyborgwereld is iedereen altijd in overheersende praktijken verknoopt – in (belangrijk!) uiteenlopende gradaties. Cyborgs zijn dan ook nooit alleen maar onschuldig of schuldig. In de informatica van overheersing zijn er geen eenduidige slachtoffers, zoals ‘vrouwen van kleur’, noch eenduidige schuldigen: ‘de witte man’ bestaat niet, net zomin als in het Antropoceen alle mensen in gelijke mate ‘antropos’ zijn en bijdragen aan de dramatische ecologische omwentelingen.14

Cyborgs zijn alert op historische machtsverhoudingen waarin ze gesitueerd zijn. Maar te midden van onrechtvaardigheid experimenteren cyborgs met zorg en plezier voor regeneratie. Cyborgs gaan verbindingen aan die hun leven herschrijven en iets beter maken. In Haraway’s latere woorden: ‘redo ways of living and dying attuned to still possible finite flourishing, still possible recuperation’ (2016, 10).

Cyborgs vormen met veel zorg en op strategische wijze partijdige en soms tegenstrijdige collectieven. Cyborgs hebben er geen probleem mee om tijdelijke allianties aan te gaan met hun politieke tegenpool om de rechtstaat te bewaken. Cyborgs laten iedereen die wil, mee-demonstreren. Cyborgs onderzoeken elke mogelijke bondgenoot, menselijk en niet-menselijk, om het biodiversiteitsverlies te bestrijden en net zo goed hun eigen hachje – want ook cyborgs zijn ‘bio’ – te verdedigen. Haraway hoopt op ‘cyborgclubs die zich wijden aan het bouwen van een politieke vorm die in staat is om zulke uiteenlopende creaturen als heksen, ingenieurs, ouderen, perverten, christenen, moeders en leninisten lang genoeg bijeen te houden om de staat te ontwapenen’.

Dit is geen opportunisme of hypocrisie, geen relativisme of cynisme, maar de erkenning van hele reële verbondenheden en verschillen. Wie zegt dat een politiek collectief uit gelijkgestemden moet bestaan? Of dat we niet mogen handelen naar een standpunt dat we niet altijd en volledig kunnen onderschrijven? Met zulke eisen is elke handelingsvaardigheid in de complexe cyborgwereld waarin we leven in de knop gebroken. De cyborg antwoordt naar beste kunnen op de situatie waarin ze zich bevindt.

De cyborg ziet ‘mogelijkheid om te overleven in de wereld; niet op basis van haar onschuld, maar op basis van haar vermogen om op de grens te leven, om te schrijven zonder de mythe van de oorspronkelijke heelheid als grondslag te nemen’. Cyborgs gaan altijd verbindingen aan, want ze worden steeds weer gedecodeerd en gehercodeerd. Zij zijn niet in een hokje te plaatsen. Zij worden overheerst en overheersen zelf, in verschillende gradaties. Zij zijn gewond en nooit onschuldig, want cyborgs komen ter wéreld en niet uit een Hof van Eden.

Cyborgs verlangen niet naar een paradijselijke, oorspronkelijke heelheid (met een partner of in een utopische samenleving na de revolutie) omdat de cyborg geen paradijs kent en er dus ook nooit uit verdreven is. Voor haar is geen wedergeboorte mogelijk, enkel regeneratie of herstel, een beter leven met wonden. De cyborg is een in elkaar geknutseld wezen, samengesteld uit en in antwoord op elementen die hier en nu voorhanden zijn – soms uit strategische overwegingen, soms omdat het leuk is om te knutselen. ‘[Een cyborg manifest] is een pleidooi voor het plezier dat het doelbewust verwarren van grenzen oplevert, en voor verantwoordelijkheid bij het construeren ervan.’

Antwoorden-met de cyborg in tijden van ecologische crises

Zulk plezier kunnen we vandaag de dag wel gebruiken. Ecologische crises, zoals droogte en overstromingen, en hun gevolgen, zoals oorlog en migratiestromen, raken mensen en niet-mensen in al kwetsbare posities het hardst. Zelfs in Nederland, met onze dijken en rijkdom, komen we in nieuw vaarwater terecht. Corona en de overstromingen in Limburg in de zomer van 2021 introduceren onzekere situaties, om over de indirecte gevolgen als immigratie en nationalisme nog maar te zwijgen. Hoe kunnen we hierop antwoorden?

Voor Haraway is het zaak om antwoordelijk te worden ten aanzien van de onbekende situaties waarin ecologische crises ons storten en die vanzelfsprekendheden ondermijnen. We moeten ons inzetten voor multispecies flourishing, voor het floreren van alle soorten.

Toch heeft de cyborg voor Haraway zelf aan relevantie ingeboet. De cyborg speelt nog een rol in Haraways werken na het Manifest.15 Maar rond de eeuwwisseling maakt zij plaats voor een meeromvattend figuur: ‘I have come to see cyborgs as the junior siblings in the much bigger, queer family of companion species’ (2004 [2000], p. 300, mijn nadruk).

Haraway schrijft een nieuw manifest: A Companion Species Manifesto (2003). Met companion species verwijst ze in eerste instantie naar haar honden met wie ze behendigheidstrainingen doet. Maar gezelschapsdieren, of beter: gezelschapssoorten, kunnen ook rijst, bijen, proefdieren en darmflora zijn. Hun gezelschap maken ons leven zoals het is; en vice versa, we ‘worden-met’ elkaar. Ook een cyborg is een gezelschapssoort: organisme en machine transformeren elkaar.

In haar meest recente werk is de notie van companion species verder opgerekt naar alle soorten: multispecies. In Staying with the Trouble. Making Kin in the Chthulucene (2016) pleit Haraway net als in het Cyborg manifest voor een andere manier van denken waarvan ze hoopt dat wetenschappers en technologen die oppakken. De wetenschappen en technologieën moeten wederzijdse verwantschappen en afhankelijkheden tussen soorten erkennen. Wij mensen zijn niet afgezonderd van andere wezens. We zijn zelfs niet zo uitzonderlijk als we vaak denken en zoals in de wetenschappen vaak verondersteld wordt. Ook dieren geven betekenis aan bepaalde plaatsen; ook planten communiceren en antwoorden op elkaar en andere soorten. Wanneer we de afhankelijkheidsrelaties waarin we verweven zijn onderzoeken en erkennen, worden wij mensen ook in staat om op andere wezens te antwoorden – ten behoeve van multispecies flourishing, het floreren van vele soorten. Het is onmogelijk om alleen als menselijke soort te floreren, dat maken de huidige crises maar al te pijnlijk duidelijk.

 

De webben van relaties waarin we verweven zijn en waarin ruimte is om te antwoorden, noemt Haraway string figures: touwfiguren. Het is een kop-en-schotelspel waarin meerdere spelers figuren maken door telkens het touwtje op te pakken en weer aan te reiken. Ze schetst daarmee een beeld van antwoordelijk, response-able, samenspel. We zijn in een almaar doorgaand touwfiguur verbonden met andere spelers, menselijke en niet-menselijke. We moeten vooral leren om die figuur op te blijven pakken in antwoord op een uitgestoken hand. En om vervolgens weer met zorg en plezier de beweging door te geven.

De cyborg is daarin een waardevolle medespeler.

Haraway borduurt als filosoof voort op haar eerdere werk en dat van anderen, vaak zonder die eerdere geschiedenis en context expliciet te benoemen. Wat in het Cyborg manifest uitvoerig besproken wordt, is in later werk verondersteld. De figuur van de cyborg benadrukt aspecten van antwoordelijkheid (weliswaar nog niet aan die term gekoppeld) die bij de figuur van multispecies uit het zicht lijken te raken. Door de cyborg weer in het gezichtsveld te halen, wordt tastbaar wat zo’n antwoordelijke handelingsvaardigheid voor ecologisch herstel kan inhouden.

De cyborg is bij nader inzien ook verwikkeld in een antwoordelijk touwfiguur, omdat het beeld van het de- en hermonteren van de cyborg in het geïntegreerd circuit overeenkomt met het touwfiguur: er is sprake van dynamisch oppakken en overnemen, koppeling en ontkoppeling in een beweging waarin de spelers verknoopt zijn. Denkend-met de cyborg lichten concrete machtsverhoudingen in dat touwfiguur op, die samenhangen met specifieke technologische ontwikkelingen. Iedere cyborg is gesitueerd in specifieke koppelingen met opdrachtgevers, maatschappelijke gewoonten of algoritmen die verlangens en koopgedrag voorspellen en sturen. Anders gezegd, zij is gesitueerd in concrete praktijken met concrete machtsverhoudingen die ecologische handelingsvaardigheid compliceren.16 Het inzicht in zulke concrete koppelingen geeft de cyborg de mogelijkheid om te óntkoppelen en elders aan te knopen.

Denkend-met multispecies is het lastiger concrete handelingsvaardigheid te lokaliseren. Multispecies zijn abstracter. Ze zijn immers altijd in het meervoud, met goede reden – als geïsoleerd individu valt niet te floreren. Maar de term multispecies flourishing is verwarrend, omdat die het beeld van een paradijselijk floreren oproept, een vreedzaam samenleven. Staying with the trouble van ecologische crises betekent echter, zoals Haraway zelf benadrukt, erkenning dat een vreedzaam samenleven met alle soorten een utopie is die handelen in de weg staat. Het gaat erom ‘wie leeft en wie sterft en hoe’. Dat is geen kinderspel.

Haraways cyborg heeft dit goed door. Zij kent het hele idee van een paradijs niet. De cyborg is in elkaar geknutseld uit wat voorhanden is in deze wereld, waaronder technologieën. Zij is nooit onschuldig: ze draagt ook ongewild en onbedoeld bij aan overheersing en extinctie. De cyborg benadrukt beter dan multispecies dat samenleven en op elkaar antwoorden altijd een zooitje is: niemand is onschuldig en iedereen strategisch, er is geen utopie aan de horizon, elk samenleven zit vol tegenstrijdigheden en tijdelijkheden. We kunnen niet terug naar een organisch lichaam dat tegenover technologieën of andere wezens staat, want de cyborg ondermijnt dat soort dualismen. De cyborg staat midden in de wereld, met alle technologieën en machtsverhoudingen van dien, en probeert de tijd niet terug te draaien.

In plaats daarvan experimenteert de cyborg met zorg en plezier in onbekende situaties. Ze schrijft nieuwe verhalen en maakt nieuwe beelden die voorbijgaan aan gefixeerde identiteiten, ook die van ‘de mens’ als af- en uitzonderlijk wezen. Ze gaat verbintenissen aan met het ene collectief waarbij altijd openingen blijven om zich (ook), met zorg, aan een ander collectief te verbinden. De cyborg kijkt of haar handelen bijdraagt aan regeneratie, aan iets minder overheersing, zonder dat alle pijn uitgeroeid moet zijn om succesvol te zijn. De cyborg schuwt het niet om technologieën strategisch in te zetten, maar denkt niet dat technologie voor alles, waaronder de ecologische crises, een oplossing is.

Denkend over onszelf als cyborgs zijn we gebroken wezens. Maar in die gebrokenheid ligt de kracht om het anders te doen. In die gebrokenheid is ruimte om te antwoorden op menselijke en niet-menselijke wezens met wie we verknoopt zijn, om samen te spelen en nieuwe figuren te maken. Juist als de situatie zo complex is dat elke vanzelfsprekende manier van handelen niet meer adequaat is, zoals bij ecologische crises. Denkend over onszelf als cyborgs zijn de ecologische crises niet opgelost. Maar de cyborg leert ons antwoordelijk te spelen: om te blijven handelen voor ecologisch herstel in antwoord op de situatie en de wezens waarmee we verknoopt zijn. Dat zou zomaar eens een plezierig samenspel kunnen zijn.17


1 De term ‘onlife’ ontleen ik aan Luciano Floridi (2014): The Fourth Revolution. How the Infosphere is Reshaping Human Reality, Oxford University Press, Oxford.

2 Dit laat ik aan andere auteurs, zoals de kritische bespreking van Ingrid Hoofd (2020): ‘Profetische ambivalentie’, in Wijsgerig Perspectief (60), 1, pp. 6-13.

3 Zie bijvoorbeeld Marli Huijer (2010): ‘New and Unexpected! Female life practices resonating in the philosophy of time’, in Time & Society 19(1), pp. 1-16.

4 Haraway besteedt in het Manifest amper aandacht aan lgbtq+-gemeenschappen (die in hun huidige vorm in de jaren ’80 nog niet bestonden). Deze en andere gemarginaliseerde groepen staan mede door technologische ontwikkelingen nu scherp op ons netvlies.

5 Eliza Anyangwe (2020): Algorithms that run our lives are racist and sexist. Meet the women trying to fix them. Bekeken: 15 augustus 2021. URL: https://thecorrespondent.com/339/algorithms-that-run-ourlives- are-racist-and-sexist-meet-the-women-trying-to-fix-them/ 2780342400-b3a2696a Jeffrey Dastin (2018): Amazon scraps secret AI recruiting tool that showed bias against women. Bekeken: 15 augustus 2021. URL: https://www.reuters.com/article/us-amazon-com-jobs-automationinsight- idUSKCN1MK08G Yvonne Hofs (2020): Belastingdienst schuldig aan structurele discriminatie van mensen die toeslagen ontvingen. Bekeken: 15 augustus 2021. URL: https://www.volkskrant.nl/nieuws-achtergrond/belastingdienst- schuldig-aan-structurele-discriminatie-van-mensen-die-toeslagen- ontvingen~baebefdb

6 Zie voor een treffende analyse van de machtsverhoudingen in dualismen: Val Plumwood (1993): Feminism and the Mastery of Nature, Routledge, London.

7 P. 150 in Nicholas Gane: (2006) ‘When We Have Never Been Modern, What Is To Be Done?’, interview with Donna Haraway, in: Theory, Culture & Society (23), 7-8, pp. 135-158.

8 Haraway verweeft later consequent science fiction met science fact: deze ‘SF’ zijn op allerlei wijzen met elkaar verbonden. Dit hoeft wetenschap niet minder objectief te maken; een belangrijk punt in Haraways oeuvre, zie haar notie van situated knowledges (1988). Dat ook wetenschappers altijd gesitueerd zijn op een bepaalde plaats en in een talige context (waar fictie een onvermijdelijk deel van uitmaakt), betekent niet dat zij geen objectieve kennis kunnen construeren. Dit kan alleen nooit universele kennis zijn.

9 Het socialistisch feminisme benadrukt dat de feministische strijd niet losgekoppeld kan worden van de materiële situaties waarin vrouwen zich bevinden. De overheersing van vrouwen in onze kapitalistische samenlevingen rust op en wordt – telkens weer – geïntensiveerd door economische ongelijkheid en afhankelijkheid van mannen. Zie Valerie Bryson (1992): ‘Modern Marxist and socialist feminism’, in Feminist Political Theory. Women in Society, Palgrave, London, pp. 232-260.

10 Haraway voert een ‘theoretische en praktische strijd tegen eenheiddoor- overheersing of eenheid-door-inlijving’ die elke totaaltheorie, elke ideologie, ook het socialistisch feminisme, met zich meebrengt. Niet alle vrouwen zijn financieel afhankelijk van een man in de informatica van overheersing. Bovendien is het überhaupt lastig om over ‘vrouwen’ te spreken: ‘vrouw-zijn’ is (zoals elke collectieve identiteit) tegelijkertijd een sociale realiteit en een fictie. Enerzijds ervaren vele vrouwen al te reële achterstelling of overheersing vanwege hun vrouw-zijn; variërend van niet zelfstandig een rekening mogen openen, seksueel geweld, op lagere posities en salarissen aangenomen worden, tot vaker onderbroken worden tijdens een vergadering. Anderzijds is er geen essentiële definitie te geven die alle en enkel vrouwen en de ervaring van ‘vrouw-zijn’ omvat. Er is geen gefixeerde identiteit ‘vrouwen’. Deze paradox komt ook terug in het antiracismedebat: ras bestaat niet, biologisch gezien, maar omdat vele sociale mechanismen doen alsof ras wel bestaat (door aan bepaalde groepen mensen een inferieure status toe te kennen), ‘bestaat’ ras wel als sociaal construct en spreken ook antiracisme-proponenten over ‘ras’. Haraway onderzoekt deze postmoderne feministische positie in het Manifest aan de hand van oppositioneel en radicaal feministen. Spaink heeft het, in andere termen, al gehad over het intersectionalisme (Crenshaw, Kimberly (1989): ‘Demarginalizing the Intersection of Race and Sex: A Black Feminist Critique of Antidiscrimination Doctrine, Feminist Theory and Antiracist Politics’, in: University of Chicago Legal Forum (1), pp. 139-167) dat dit feministische debat heeft aangezwengeld: de positie van een zwarte schoonmaakster is niet te vergelijken met die van een witte academica uit de middenklasse. Het bestaan van bijvoorbeeld non-binaire, intersekse en queer personen compliceert dit debat vandaag de dag nog verder.

11 ‘Vrouwen van kleur’ bestaan niet, betoogt Haraway aan de hand van Sandoval in het Manifest. Deze diffuse groep bestaat enkel in de ontkenning, als ‘ander’ of ‘oppositie’.

12 Ursula K. Le Guin (1986): ‘The Carrier Bag Theory of Fiction’, in Dancing at the Edge of the World. https://otherfutures.nl/uploads/documents/ le-guin-the-carrier-bag-theory-of-fiction.pdf

13 Dit soort verhalen krijgen gelukkig steeds meer ruimte; zeker ook door online platforms. Zie bijvoorbeeld voor een bloemlezing van visionaire verhalen die een sociale verandering verbeelden: Walidah Imarisha & adrienne maree brown (eds.) (2015): Octavia’s Brood: Science Fiction Stories from Social Justice Movements, AK Press, Edinburgh. Of de bestsellers Americanah van de Nigeriaanse auteur Chimamanda Ngozi Adichie en Girl, Woman, Other van de Engels-Nigeriaanse Bernardine Evaristo.

14 Zie ook: Staying with the Trouble, p. 49.

15 Na het Cyborg manifest bleef Haraway onderzoeken hoe wetenschap en technologie in wisselwerking met politieke en sociale relaties onze wereld vormgeven. Ze schrijft onder andere over gesitueerde feministische technoscience, waarin wetenschappers als een soort cyborgs hun partijdigheid en relationaliteit erkennen (1988), primatologie en de relaties tussen wetenschap en rondzingende mythen over gender en ras (1989), over meer overeenkomsten tussen de sociale constructie en materiële realiteit van cyborgs, apen en vrouwen (1991) en over genetisch gemanipuleerde proefdieren, een soort cyborgs, voor wetenschappelijke experimenten (1997).

16 Wat ‘ecologisch handelen’ precies is, bespreek ik hier niet. Minder fossiele brandstoffen verbruiken, veganistisch eten en in het algemeen minder consumeren zijn een paar voor de hand liggende voorbeelden. Maar als denkfiguur hoeft de cyborg niet een menselijk individu te zijn: ze kan ook een politieke partij zijn, of een multinational…

17 Met veel dank dat ik tijdens het schrijven mocht denken-met Marli Huijer, Catherine Koekoek, Axel Coumans en Roy Heesakkers.

VERWIJZINGEN NAAR OVERIGE WERKEN VAN HARAWAY

– (2016) Staying with the Trouble: Making Kin in the Chthulucene, Duke University Press, Durham.

– (2008) When Species Meet, University of Minnesota Press, Minneapolis/London.

– (2004) The Haraway Reader, Routledge, New York.

– (2003) A Companion Species Manifesto: Dogs, People, and Significant Otherness, Paradigm Press, Minneapolis/London.

– (1997) Modest Witness@Second_Millenium.FemaleMan©_Meets_OncoMouse ™: Feminism and Technoscience, Routledge, New York and London.

– (1991) Simians, Cyborgs, and Women: The Reinvention of Nature, Routledge, New York.

– (1989) Primate Visions, Routledge, New York/London.

– (1988) ‘Situated Knowledges: The Science Question in Feminism and the Privilege of Partial Perspective’, in Feminist Studies, 14 (3, Autumn), pp. 575-599.

Winkelwagen
Scroll naar boven